Als Eddy Roos in de zomer van 1923 zijn biezen pakt en naar Engeland vertrekt, laat hij velen in tranen achter. Niet alleen de liefhebbers van zijn muziek, maar ook ontelbare vrouwenharten blijven gebroken achter. Violist en orkestleider Eddy Roos is meer dan de ‘chef d’orchestre’ van La Gaîté in Amsterdam. Met zijn knappe verschijning en betoverende vioolspel is hij in luttele jaren tot een heus idool uitgegroeid.

Zijn jeugdvriend, de orkestleider en componist Max Tak, kan er niet over uit: hoe vooral de dames dwepen met deze Amsterdamse muzikant. Tak noemt Eddy Roos zelfs een eigentijdse rattenvanger, een verleidelijke violist met een hele sliert jonge dames achter zich aan. ‘Als filmheld zou hij Rudolph Valentino een dodelijke concurrentie aandoen’, schrijft hij in zijn column in het weekblad Cinema en Theater. 

Eddy (soms Eddie) Roos is al vanaf het begin verbonden aan de meest hippe plek in de hoofdstad. Als het hypermoderne Theater Tuschinski in oktober 1921 zijn deuren opent, hebben we het niet alleen over een bioscoop, maar huisvest het indrukwekkende pand tevens een kleine zaal voor cabaretvoorstellingen: La Gaîté. Waar overal in Tuschinski de overdaad van de ‘roaring twenties’ met zijn scherpe kleurcontrasten welig tiert, straalt La Gaîté vooral rust uit. 

Al snel wordt dit de plek waar je moet zijn voor het uitgaande publiek. Artiesten uit binnen- en buitenland treden erop, Henri Wallig praat er als conferencier de acts aan elkaar en Eddy Roos wordt aangetrokken om het trio te dirigeren dat de artiesten begeleidt. ‘Eddy Roos met zijn strijkje is de onmisbare aanvulling van het programma’, gaat de verslaggever verder. ‘Hij verstaat de kunst waarmee maar weinigen die hetzelfde vak uitoefenen bekend zijn: zich niet op te dringen en om ‘con sordino’ te spelen.’

Eddy Roos. Bron: Cinema en Theater

Roos geniet dan al enige jaren bekendheid als orkestleider en zogenaamde ‘stehgeiger’. Ofwel de charmante violist die staande voor een orkest als solist optreedt. Eddy is befaamd om de waanzinnige capriolen die hij met zijn viool uithaalt en waarmee hij het publiek vermaakt. Maar ook de zoete melodie is Eddy niet vreemd. ‘De talloze verlovingen die al dansende gesloten zijn, danken hun bestaan aan Eddy’s betoverende spel’, schrijft Max Tak.

Hij en Eddy Roos zijn jeugdvrienden en kennen elkaar al vanaf hun zesde jaar. Twee rasechte Amsterdammers, Joodse jongens die opgroeien in de krochten van de stad. Als kind al blijkt Eddy een jongen van vele talenten. ‘Toen hij geboren werd, ontstond er een twist tussen de goden. Die van de diamantslijperij, die van de muziek en de motorsport. Die wilden ieder voor zich dit bijzondere wezen bestemmen, maar Apollo triomfeerde.’ Met andere woorden: de veelzijdige Eddy kiest voor de muziek.

Een mogelijke aanstelling als tramconducteur brengt Eddy een korte periode aan het twijfelen. Als de paardentram plaatsmaakt voor de elektrische tram, bekruipt hem het vermoeden dat er in de nabije toekomst geen conducteurs meer nodig zullen zijn. Zo besluit hij dan toch definitief zijn verder leven te wijden aan het instrument, dat hij al van jongs af aan beheerst. Daarmee weet hij direct de aandacht van het andere geslacht te trekken. ‘Hoeveel meisjes uit de straat waar hij woonde het hart brak met zijn Broken Melody is niet te berekenen’, aldus Tak.  

‘Alles wat niet aangenaam is, laat hem koud’

Max Tak

Het talent blijft niet onopgemerkt en in 1913 wordt Eddy leider van een nieuw Roemeens orkest. Hoewel hij geen woord van de taal spreekt, wordt hij gehesen in een Roemeens kostuum en oogst hij weldra veel succes in binnen- en buitenland. In die jaren groeit zijn reputatie als musicus en dirigent.

In de oorlogsjaren 1914-1918 is Roos weer in Nederland en verbonden aan het department Amusement van het Nederlandse leger. In die hoedanigheid trekt hij door het hele land om de gemobiliseerde troepen te vermaken en mag hij zelfs een keer voor koningin Wilhelmina optreden. Na de oorlog is hij twee seizoenen lang verbonden aan het paviljoen van het Wandelhoofd in Scheveningen, waar hij zowel ‘s middags als ‘s avonds een tienkoppig orkest mag dirigeren. Ook daar ontpopt Eddy zich tot een graag geziene figuur onder de badgasten uit binnen- en buitenland.

Tuschinski wil het beste van het beste en weet dus waar hij moet zijn als hij in oktober 1921 zijn cabaret opent. Eddy krijgt een betrekking voor aanvankelijk een jaar om zijn energie en creativiteit te focussen op het strijkje. Het wordt een buitengewoon succes. Niet alleen voor La Gaîté, maar ook voor Eddy zelf, die optimaal de kans krijgt om zichzelf te ontplooien en de ruimte pakt om zich te laten zien. Als orkestleider en solist. ‘Een solo van Eddy Roos op zijn welluidende viool was een ‘hors d’oeuvre’ op het programma’, schrijft de pers in die jaren.

Eddy wordt een bekende verschijning in Amsterdam. Een knappe gentleman met een goed gevoel voor humor. ‘Alles wat niet aangenaam is, laat hem koud’, zegt Max Tak. Charmant, muzikaal en ook nog eens sportief. Een motorrijder van het eerste uur. Alhoewel. Beroemd is de anekdote dat Eddy tijdens een van zijn eerste eerste ritten met motor en al de Herengracht inrijdt, om er vervolgens door omstanders weer uit te worden gehaald.

Eddy groeit uit tot een publiekstrekker en na bijna twee jaar La Gaîté volgt een mooie aanbieding uit het buitenland. De directie van het Trocadero Theater in Londen vraagt hem om de leiding te nemen van een entertainmentorkest dat uit twintig muzikanten bestaat. Voor Eddy een droom die uitkomt. In het buitenland zijn vleugels uitslaan en ook nog eens op zo’n bekende plek.

Eddy Roos
De Nederlandse musici met wie Eddy Roos werkzaam is in het ‘Trocadero’ restaurant en ‘New Cornerhouse’ te Londen. vlnr. Willy Goetze, Cor Köhler (zanger), Jeanne Köhler-Guldemond (violiste), Eddy Roos (violist) en G. de Vito. Nationaal Archief

Het verdriet is groot bij de fans. Eddy pakt zijn spullen en verhuist naar de overkant. In Londen beleeft hij grote successen en het is maar de vraag of we hem ooit terug zullen zien. Dirk Reese, de uitbater van uitgaansgelegenheid Mille Colonnes aan het Rembrandtplein in Amsterdam en van Pschorr in Rotterdam, vangt echter op dat Eddy getergd wordt door heimwee. Omdat hij een ‘strijkje’ nodig heeft voor een nieuw muzieksalon in het voorgedeelte van het complex Mille Colonnes, reist hij af naar Londen in een poging Eddy over te halen. 

‘Zijn geliefd Amsterdam, de gezellige, gemoedelijke Hollandse omgeving, tal van andere dingen die hij mist, en zijn vele vrienden en vriendinnen die hij te Amsterdam heeft achtergelaten, het is voor Eddy Roos daarginds in het Londense Trocadero een geweldige tegenvaller’, herinnert een journalist zich later. 

Eddy is blij met het aanbod, Trocadero gaat akkoord en ontbindt zijn contract. Zo komt er al na een paar maanden een einde aan het Engelse avontuur en keert ‘de rattenvanger’ in november 1923 alweer terug naar Amsterdam. De stad ontvangt hem met open armen. Zijn engagement in Mille Colonnes wordt een groot succes en al snel krijgt Eddy de bijnaam ‘de heerser van het Rembrandtplein’. 

Hij wordt geprezen als kapelmeester. Nog altijd dienend als begeleider, maar wervelend als solist. ‘Met zijn capriolen wekt hij de schijn overbodig te zijn, maar schijn bedriegt’, aldus een recensent. ‘Zo langzamerhand is het orkest onder leiding van Eddy Roos een vast nummer op het programma geworden. Vulde het orkest vroeger de tijd tussen de nummers op, tegenwoordig kan men er op rekenen iets aparts van hem te krijgen. Zoals de ‘Fantasie’ uit Tannhäuser’.

Reese heeft goud in handen en laat Roos niet alleen in Mille Colonnes schitteren, maar ook in de befaamde dancing Pschorr in Rotterdam. Hier ontwikkelt hij zich in ook als zanger. Een ooggetuige beschrijft: ‘Nu eens beslaat de bizarre kapelmeester Eddy Roos met zijn herenorkest het gehele toneel, dan weer trekt hij zich bescheiden terug in een hoek van de avant-scene, maar ook daar zijn het vooral Eddy en zijn uitstekende musici die het publiek de hele avond amuseren en er de gang in weten te houden. Behalve kapelmeester manifesteert hij zich tijdens het dirigeren als coupletzanger en soms laat hij zijn mannetjes helemaal aan hun lot over, om midden in de zaal zijn grappen aan de man – en nog meer aan de vrouw – te brengen.’

Tot 1940 werkt Eddy Roos als orkestleider en zanger door het hele land. Het is niet bekend hoe hij als Jood de oorlog doorkomt, maar vlak na de bevrijding duikt hij weer op als orkestleider, onder meer in Atlantic in Rotterdam en Lion d’Or in Haarlem, het hotel van Lou Bandy. Ook wordt zijn naam af en toe nog genoemd in weemoedige artikelen over het vooroorlogse Rembrandtplein of over het befaamde Pschorr. Bij een nostalgische televisie uitzending over Mille Colonnes pakt hij zijn oude rol nog een keer op. 

In 1967 maken de kranten met een kort en zakelijk bericht melding van zijn overlijden op 76-jarige leeftijd. ‘De man die veertig jaar geleden net zo populair was als Cliff Richard nu.’ De rattenvanger is niet meer.

Bronnen: Cinema & Theater, Collectie TheaterSentiment, Delpher, Nationaal Archief