In de vroege ochtend van 12 februari 1929 woedt een hevige brand in de Amstelstraat in Amsterdam. Het zijn de agenten in het nabijgelegen bureau in de Halvemaansteeg die als eersten de rookpluimen zien en de brandweer waarschuwen. Het vuur verspreidt zich snel. Luttele ogenblikken nadat de brand is ontdekt, staat het hele gebouw al in lichterlaaie. De brandweer is snel ter plaatse, maar kan pand niet meer redden. Ze kunnen slechts voorkomen dat het vuur overslaat naar de aanpalende gebouwen. 

Dit betekent het einde van een van de bekendste variété-theaters van Amsterdam. Flora is niet meer. Onder de toegestroomde nieuwsgierigen staat een man toe te kijken. Hij ziet zijn levenswerk in vlammen opgaan. Die man is Leon Boedels, huiskomiek en regisseur van Flora. De brandweer laat hem toe op het afgezette terrein. Boedels is de man die de afgelopen decennia nooit verzuimd heeft en ook nu niet. Zelfs zijn karakteristieke hoge hoed heeft hij op.

Leon Boedels is dan 63 jaar en is een van de meest kleurrijke en beroemde Amsterdammers van zijn tijd. Verweven met Flora, waar hij in 1893 voor het eerst optreedt en nooit meer zal weggaan. De stuwende kracht van alles wat er in dit theater gebeurt. Leon Boedels is Flora. Het theater in de vuurzee zien verdwijnen is een groot drama voor deze man.

Boedels wordt in 1866 geboren in Rotterdam als Lion Boedels. In een Joods gezin. Zijn vader is dansmeester en later requisiteur in het Tivoli Theater in Rotterdam. Kleine Lion speelt als kind al diverse rolletjes, maar debuteert in 1883 officieel op het toneel. Een uitstapje naar de diamantindustrie is van korte duur, want Boedels hoort thuis op de planken.

Hij schrijft aanstekelijke liedjes schrijft, vaak met een pikante ondertoon, en zingt deze in de kroegen. Een coupletzanger noemen ze dat aan het einde van de negentiende eeuw en die trekken van kermis naar kermis, kennen elke kroeg in de stad. Boedels verwerft grote bekendheid. Rond de eeuwwisseling kent iedereen zijn liedjes. ‘Tolhuis, kielekiele tolhuis’, is misschien wel zijn bekendste.

Na een periode van door het land zwerven komt hij terecht in het Flora. Dat onder leiding staat van zijn befaamde oprichter Franz Nöggerath. Zoals gezegd, het klikt tussen Boedels en de directeur, tussen de coupletzanger en het theater aan de Amstelstraat, wat in die tijd met het aangrenzende Rembrandtplein het kloppend hart is van het culturele leven in de hoofdstad. Hij zal er nooit meer weggaan en werkt zich op tot regisseur en artistiek leider.

‘Het variété is dood en merkwaardig genoeg heb ik daaraan meegwerkt’

Leon Boedels

In de decennia dat Boedels aan het theater verbonden is, worden er grote successen geboekt. De zaal zit de eerste twee decennia van de twintigste eeuw steevast vol. Boedels praat de boel aan elkaar, regisseert en zorgt dat alles vlekkeloos verloopt. Ook blijft hij er natuurlijk zijn liedjes zingen. Maar Boedels ziet ondertussen de tijd langzaam veranderen. Variété maakt in de jaren tien plaats voor operettes en revues. De film begint aan zijn opmars en daarmee verandert uiteindelijk de smaak van het publiek.

‘Het variété is dood’, constateert Boedels in een interview, vlak voor de brand. ‘Merkwaardig genoeg heb ik daar zelf hard aan meegewerkt. De heer Nöggerath was een van de eersten in Amsterdam, die de film exploiteerde. En het mag toch wel als vast worden aangenomen, dat de bioscoop het variété-bedrijf de doodsteek heeft toegebracht.’

Naast de Amsterdamse koning van de varíété is Boedels dus ook filmpionier, dankzij zijn patroon Nöggerath. Hij leert de projector bedienen en treedt op als explicateur, als uitlegger van de nog zwijgende beelden. Daarnaast verzinnen ze een kunstje, dat in de eerste jaren van de twintigste eeuw veel publiek naar Flora trekt. Nöggerath laat Boedels een paar van zijn liedjes opnemen op de grammofoon, die worden vervolgens tegelijk met de beelden van een zingende Boedels afgespeeld. ‘Zo hebben wij dus de eerste sprekende en musicerende film in Amsterdam vertoond’, vertelt hij later trots.

Leon Boedels, met hoge hoed, aan de wandel richting Flora. Collectie TheaterSentiment

De directeur en zijn vazal trekken er ook geregeld op uit als reporters om belangrijke gebeurtenissen te filmen. ‘Wij filmden de kroningsfeesten in 1898 en de aankomst van de boerengeneraals De Wet en Botha. Kortom, we zaten overal met onze neus op.’

Boedels groeit uit tot een bekendheid. Niet alleen geliefd onder de artiesten die ‘Flora doen’, ook het publiek draagt hem op handen. Met zijn hoge hoed, chique vest en sigaar in de mond geeft hij kleur aan de stad. Elke dag wandelt hij van zijn huis naar het theater en geniet van zijn bekendheid. Overal waar hij gaat, wordt hij begroet en aangesproken. Kinderen dartelen om hem heen en trekken aan zijn mouw. Ze vragen om een liedje, waarbij Boedels steevast antwoordt dat ze daarvoor maar naar Flora moeten komen.

In 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, heerste er aanvankelijk grote paniek in de culturele sector. Maar het blijkt een toptijd te worden, want de behoefte aan amusement is groot. Ook Flora viert vanaf maart 1915 grote triomfen met de revue ‘Loop naar den Duivel’, die niet voor de geplande zes weken in het theater staat, maar uiteindelijk een heel jaar vol maakt. Met uitverkochte zalen. Sindsdien is het een traditie om elk jaar in maart een revue in première te laten gaan in het theater.

Rido’s nieuwste revue uitgevoerd in theater Flora aan de Amstelstraat te Amsterdam, Nederland 1917. Foto: Regisseur Boedels (midden) geeft instructies voor aanvang van de revue, rechts met deukhoed directeur Nöggerath. Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad Photos

In de jaren twintig keert echter het tij. De concurrentie is overweldigend. Er komen nieuwe, moderne theaters in Amsterdam en grote bioscopen als Tuschinski. Het lukt Flora niet om met de tijd mee te gaan. ‘Het publiek wordt veeleisender en de krakende stoelen komen hoe langer hoe minder in trek’, schrijft de Telegraaf-journalist en tekstschrijver Rido jaren later.

Het theater gaat failliet en komt in andere handen. Er volgt een verbouwing, maar door een gebrek aan reserves levert dat maar een matig resultaat op. Flora kan nog steeds niet opboksen tegen de concurrenten. Kort daarna wordt het armlastige theater uit zijn lijden verlost en verslonden door de vlammen.

Na de brand in Flora stort de wereld in voor Boedels. Hij raakt niet alleen zijn inkomen kwijt, het fundament onder zijn bestaan is weggeslagen. De plek waar hij bijna veertig jaar lang ziel en zaligheid aan heeft gegeven is niet meer. Het laat een diepe, mentale wond achter. Boedels kan niet anders dan de boer op gaan. Optreden en sappelen, zoals veertig jaar daarvoor. Hij gaat naarstig op zoek naar engagementen in Amsterdam en daarbuiten. Dat lukt maar moeizaam. Hij krijgt wel optredens aangeboden, maar vaak gebeurt dat uit medelijden voor deze tragische clown. Op de artiest Boedels zit eigenlijk niemand meer te wachten.

De wereld is veranderd. En zoals een journalist het uitdrukt. ‘Hij heeft zijn eigen genre overleefd.’ Een verdwaalde recensent vraagt zich af, hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat de ouders en grootouders van het publiek hebben kunnen lachen om de liedjes en grollen van deze komiek.

‘De ruïne van Flora was zijn ruïne’

Een pijnlijk moment is een radio optreden dat door de omroeper van de Vara afgebroken wordt, vanwege een schunnige passage in een liedje dat Boedels door de ether galmt. Het wordt breed uitgemeten in de pers. Boedels reageert met een ingezonden brief in de krant, dat hij van het afbreken ‘pas een dag later’ hoort en dat hij geen idee heeft dat zijn teksten niet door de beugel kunnen. ‘Mij is nooit gevraagd om ze vooraf te laten lezen.’ Het is duidelijk. De tijd van komieken, kermisartiesten en coupletzangers als Leon Boedels is voorbij.

Nog een keer staat Boedels in het zonnetje. Zijn 45-jarige jubileum viert hij in de Hollandsche Schouwburg. Het vieren van een jubileum is in die jaren vaak een noodgreep om aan extra inkomsten te komen. Een keur aan artiesten maakt zijn opwachting, er komen gelukstelegrammen binnen van andere artiesten. De line up is zo lang dat het al ver na middernacht is, als de ware huldiging plaatsheeft. De zaal is dan inmiddels half leeg, omdat de laatste tram dan al is gegaan.

Het is een veelzeggend einde van een artiest, maar erger leed blijft hem bespaard. Enkele maanden later wordt Boedels niet meer wakker. Nagenoeg alle kranten besteden ruime aandacht aan het overlijden. Medelijden maakt plaats voor respect. ‘Een groot Amsterdammer is heengegaan’, schrijven verslaggevers vol weemoed. Een monument. ‘Gelijk aan het Paleis op de Dam.’

Maar het is goed zo. ‘De ruïne van het theater was zijn ruïne. De brand is hij nooit te boven gekomen. De dagelijkse wandeling van zijn bovenwoning aan de Amstel naar de Amstelstraat was een levensbehoefte’, schrijft een verslaggever na de dood van Boedels. ‘Het liefst zou hij als een kapitein ten onder zijn gegaan met zijn schip.’

Leon Boedels. In een krantenknipsel uit 1929. Collectie TheaterSentiment

De begrafenis van Leon Boedels is indrukwekkend. Met een bloemenzee en duizenden bezoekers krijgt de artiest van weleer een waardig afscheid. Nog één keer kan hij schitteren. Terwijl de stoet door de stad trekt, brengen artiesten vanaf het balkon van het Grande Theatre een laatste groet. Een regen van witte bloemen daalt neer.

Op de Joodse begraafplaats in Diemen vindt Leon Boedels zijn laatste rustplaats. De oude artiest Lion van Lier wijdt nog enkele woorden aan zijn goede vriend. ‘Je hebt gewerkt zolang het dag was, je was een goed mens, een goede vriend en een vraagbaak voor de theaterdirecteuren.’