Amsterdam wil dansen
Er staat een lange rij voor de ingang van Mille Colonnes aan het Rembrandtplein. Vanavond is er de première van de nieuwe revue van Rido. Het is dan ook een prima cast: Louis Davids is na bijna tien jaar herenigd met zijn zuster Henriëtte. Dan is er ook nog de prikkelende titel: ‘Amsterdam wil dansen!’ Een duidelijk en zeer actueel statement, want als het goed is duurt het niet lang meer of Amsterdam is van zijn gehekelde dansverbod af.
Het is zaterdagavond 1 maart 1924 en het is druk op het Rembrandtplein, het uitgaanscentrum van Amsterdam. Drommen mensen slenteren langs de verlichte gevels, wijken uit voor passerende trams, die met hun geluid nauwelijks uitkomen boven het uitgelaten rumoer van het publiek. Er is genoeg te doen. Schiller, De Kroon, het Rembrandt Theater, La Gaité in Tuschinksi of Mille Colonnes.



‘Amsterdam wil dansen!’ prijkt daar met vette letters op de gevel. Het zijn de roaring twenties en de mensen snakken naar Charleston en Foxtrot. Her en der klinkt muziek, maar het is nauwelijks te bevatten dat dansen nog officieel verboden is in deze stad. Dansen in het openbaar wordt als immoreel en zondig gezien in Amsterdam, dat zichzelf nog altijd beschouwt als een wereldstad.
Clandestien
Natuurlijk, het gebeurt wel. Volop. In sommige kroegen op de Zeedijk wordt het van oudsher gedoogd, vanwege de internationale clientèle. Dat zijn ruige plekken, waar niet iedereen durft te komen. Gelukkig worden er voortdurend besloten dansfeesten georganiseerd, die veel volk trekken. Of clandestien, met de gordijnen dicht. En in privésfeer gebeurt het natuurlijk.
Op de bekende uitgaansplekken mag het echter niet, tot ergernis van de ondernemers. Zoals Rotterdammer Dirk Reese, de eigenaar van de bekende dancing Pschorr in Rotterdam, een stad waar men het wat minder nauw neemt. Sinds een jaar is hij eigenaar van het herbouwde Mille Colonnes, maar daar moet hij de jeugd op de vingers tikken als men aanstalten maakt om te dansen. Terwijl er populaire orkestjes spelen.
Je lokt daar alleen maar dames mee uit de mondaine wereld met hun souteneurs
Burgemeester De Vlugt
Het gekke is dat er officieel eigenlijk helemaal geen sprake is van een dansverbod. Sinds de negentiende eeuw wordt dansen als immoreel beschouwd en worden er gewoonweg geen vergunningen meer afgegeven. De bestaande vergunningen blijven gehandhaafd, vooral rond de kroegen op de Zeedijk, en kunnen alleen nog maar overgaan van vader op zoon. Zodra het etablissement dus verkocht wordt, verdwijnt ook de dansvergunning.


De conservatieve Amsterdamse burgemeester De Vlugt (van de antirevolutionaire partij) vindt dit anno 1924 nog een prima werkwijze. Het dansen in openbare gelegenheden moet zeker niet gestimuleerd worden, je lokt daar alleen maar dames mee ‘uit de mondaine wereld, met hun aanhang van souteneurs’. Dit zou volgens De Vlugt en het christelijke en conservatieve deel van de gemeenteraad een slechte invloed hebben op de jongvolwassenen die dezelfde uitgaansgelegenheden bezoeken.
Kleinburgerlijke regel
Zo ontstaat er in de jaren twintig een bizarre situatie, waarin na een vreselijke wereldoorlog de hemel openbreekt, een nieuwe tijd begint met vooruitgang en voorspoed en wereldstad Amsterdam de boot mist door een kleinburgerlijke regel uit de vorige eeuw. Tot ergernis van velen, blijkt uit tal van ingezonden brieven die in de kranten verschijnen. Niet alleen ondernemers, ook ‘gewone Amsterdammers’ die zich schamen voor hun stad. Ook om economische redenen wordt het tijd om het verbod tegen het licht te houden. Hoe leg je aan je buitenlandse bezoekers uit dat je wel naar muziek mag luisteren, maar er niet op mag dansen?
De ambitieuze Dirk Reese laat het er niet bij zitten. Na de opening van Mille Colonnes besluit hij op de barricades te springen en richt hij zich openlijk tot de gemeenteraad. Hij eist dat het verbod wordt opgeheven en er vergunningen verleend gaan worden aan gelegenheden die daarom vragen. De ondernemer weet zich gesteund door bioscoopdirecteur Abraham Tuschinski, Norbert Wolf van Krasnapolsky en politicus Arie Heykoop van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP).
Dankzij zijn goede banden met journalisten wordt het verzoek van Reese ook breed uitgemeten in de pers, waarbij voor- en tegenstanders in de pen klimmen en schriftelijk over elkaar heen buitelen. Om zijn actie nog meer luister bij te zetten weet hij zijn goede vriend Louis Davids en diens zwager Rido zover te krijgen om een revue te schrijven. Rido is het pseudoniem van Philip Pinkhof, de man van Henriëtte Davids. Hij is ook journalist bij de Telegraaf, in die jaren een progressieve krant, die zich hevig verzet tegen het conservatisme van De Vlugt.
Davids is directeur van het Casino Theater in Rotterdam, waar hij succes oogst met de revue Coolsingel-Paswijk. Deze wordt als basis genomen voor de nieuwe revue, waarin allerlei toespelingen worden gemaakt naar de Amsterdamse situatie. Naast Louis en Henriëtte Davids doen Sylvain Poons, Serah van der Heim en Davids partner Tilly van der Does mee.
Louis en Henriëtte herenigd
Als ‘Amsterdam wil dansen!’ op 1 maart 1924 in première gaat, is dat ook in de wereld van de kleinkunst het gesprek van de dag. Louis Davids en Henriëtte Davids zijn namelijk na tien jaar weer herenigd op het podium, sinds het eclatante succes van de revue ‘Loop naar den duivel’, die in 1915 maandenlang volle zalen trok in Flora. En waarin Davids het beroemde typetje ‘Tinus de vullisman’ introduceerde.
In 1924 leven De Davidsen al enige tijd in onmin met de Nöggeraths, eigenaren van Flora. Dat ze na twee weken Mille Colonnes de revue mogen voortzetten in het Grande Theatre, pal tegenover Flora, wordt beschouwd als ‘zoete wraak’. Zo bevat ‘Amsterdam wil dansen!’ niet alleen een politieke boodschap, maar luidt ze ook een kleine revue-oorlog in.


Alle scènes in de revue verwijzen op een of andere manier naar het thema dansen, wat tegen het zere been is van de zedenprekers. ‘Waarmee ik slechts wil zeggen, dat Louis Davids met zijn propagandistische revue-titel ‘Amsterdam wil dansen!’ het publiek op gevaarlijke paden voert, te gevaarlijker, omdat dit publiek hem altijd graag achterna loopt, vooral wanneer hij zijn propaganda maakt in gezelschap van zijn zuster Henriëtte’, schrijft het Algemeen Dagblad na de première.
Ondertussen wordt het dansverbod middels een motie op de raadsagenda gezet. Op 12 maart is het zover en na een uitvoerige en vaak emotionele discussie, wordt de motie om het dansverbod op te heffen met 20 tegen 18 stemmen aangenomen. De Vlugt blijft tegenstander, maar geeft aan: ‘Als de raad zich uitspreekt, dat er gedanst mag worden in het openbaar, zal ik mij daartegen niet verzetten, maar in beperkte vorm en onder strenge bepalingen vergunning verlenen’.
Schijnheilige
Overigens wordt de burgervader tijdens de gemeenteraadsvergadering enkele malen voor ‘een schijnheilige’ uitgemaakt, omdat hij onlangs zelf dansend is gesignaleerd op een feestje op een Spaans oorlogsschip, dat in de Amsterdamse haven lag. Hij probeert zich daar met zwakke argumenten nog onderuit te kletsen, omdat het zogenaamd op buitenlands grondgebied is gebeurd. Het levert hem het nodige hoongelach op.
Er stromen 26 aanvragen binnen voor een dansvergunning, waarvan er maar zes worden goedgekeurd. Dirk Reese is met zijn Mille Colonnes een van de gelukkigen. Er blijven echter strikte voorwaarden gelden: één danspaar per vierkante meter en een koord, waarmee het dansgedeelte duidelijk wordt afgeschermd van het zitgedeelte. Personen onder de achttien jaar mogen zich onder geen beding op de dansvloer betreden. Zo gaat Amsterdam schoorvoetend de roaring twenties in.

De hoofdrolspelers van ‘Amsterdam wil dansen’.
Op zaterdag 10 mei is de grote dag. Naast Mille Colonnes zijn er vijf andere plekken met een vergunning bedeeld, waaronder La Réserve op het Rembrandtplein, Trianon op het Leidseplein en Krasnapolsky in de Warmoesstraat. Ook het Tuschinski Theater heeft een vergunning aangevraagd voor zijn cabaret La Gaité, maar die wordt pas een maand later verleend.
Op de plekken waar vanavond gedanst mag worden is het tjokvol, maar de avond verloopt zonder ongeregeldheden. De ondernemers houden zich keurig aan de regels: de dansvloeren zijn zorgvuldig afgeschermd, de paren houden gepaste afstand en de muziek wordt gespeeld zonder slagwerk en saxofoon. Alle overeenkomsten met jazzmuziek moeten namelijk worden vermeden en de muziek mag buiten niet hoorbaar zijn.
Tekstdichter Clinge Doorenbos wijdt er een vers aan die in De Telegraaf wordt gepubliceerd: ‘
Zo is de brave hoofdstad, weer een van haar kwalen kwijt.
Ze werd radicaal genezen, van een lamme stijvigheid.
Dansvreugd in de dansersharten, dansvreugd in het danslokaal.
Gisteren provincie-stadje, heden internationaal.’
Toch is de kwestie hiermee nog lang niet voorbij. De strikte voorwaarden blijven ergernis wekken en dat doet de internationale uitstraling van de stad geen goed, vinden de criticasters. Daarnaast blijft het dansverbod op zondag gehandhaafd en de komende jaren zullen de dansliefhebbers daar hun pijlen op richten. Niet alleen in Amsterdam, ook in Den Haag.
Dansen is enkel uiting geven aan een gevoel van ritme, de lust om mooi te bewegen
Dirk Reese
Terwijl progressieven en moraalridders over elkaar heen blijven buitelen, laat de jeugd zich niet begrenzen; ze trekt op de zondagen massaal de stad uit, naar plekken waar wel gedanst mag worden. Zoals Hilversum of naburige dorpen.
Dirk Reese snapt de ‘kleinburgerlijke’ commotie niet en neemt het op voor de jeugd, in een interview spreekt hij relativerende woorden: ‘Dansen is enkel uiting geven aan een gevoel van ritme, de lust om mooi te bewegen op de maat en cadans van prettige muziek’, zegt hij. ‘De mensen zitten de hele week op school of op kantoorstoelen, die zoeken op zondag verpozing. Dan willen ze naar een goede dancing, daar ontmoeten ze andere jongelui, wat dan weer tot gelukkige huwelijken leidt.’
Zo is de Rotterdamse ondernemer uitgegroeid tot een voorvechter van de dansvrijheid in Amsterdam. Dirk Reese moet nog wel even geduld hebben voordat alle verboden zijn ingetrokken, pas vanaf 1928 mag er ook op zondag gedanst worden in de hoofdstad.
Bronnen: Collectie TheaterSentiment/ Archieven Amsterdam en Den Haag/Delpher/Koninklijke Bibliotheek