Actrice Fientje de la Mar die His Masters Voice aanprijst, die met een lieve glimlach op een grammofoonkast leunt. Kleinkunstenaar Koos Speenhoff die uitlegt hoe de tabletten van Läkerol voorkomen dat hij in hoesten uitbarst op het podium. Artiesten die een extraatje verdienen met het aanprijzen van artikelen, is ook in de jaren twintig en dertig niet ongewoon. 

In de tijdschriften uit die tijd kom je vele voorbeelden tegen. Ook opmerkelijke varianten. Dat revue artiesten, jonge actrices en komieken zich laten verleiden tot reclame is misschien te verwachten, maar de grande dame van het Nederlandse toneel? Toch prijkt ook toneeldiva Theo Mann-Bouwmeester op hoge leeftijd in een advertentie van Pond’s Vanishing Gold Cream. Een soort Nivea-meisje avant la lettre dus.

Haar broer, de grote Louis Bouwmeester, presteert het nog om vlak voor zijn dood, op zijn ziekbed reclame te maken voor een sigarettenmerk. Hij wordt als herstellende gefotografeerd, zittend in zijn bed, zuigend aan een Kibari Special. 

Hoe groot ook hun roem, het artiestenleven is in de eerste decennia van de twintigste eeuw nog een hard bestaan. Een tijdperk zonder vakbonden, uitkeringen, subsidies en auteursrecht. Een weg van pieken en dalen, waar het soms moeite kost om het hoofd overeind te houden. Dan betekent het aanprijzen van een artikel een welkome bijverdienste.

Zelfs het verwerken van reclame in voorstellingen was gebruikelijk, want die sponsoring was hard nodig om de hoge kosten te dekken. De Yardaz Revue in 1927 laat zich bijvoorbeeld ondersteunen door een automerk. Dat blijkt niet alleen uit het programmaboekje, maar de automobiel speelt ook een rol in een van de scènes op het toneel.

Louis Bouwmeester prijst Kibara aan.

De Bouwmeester Revue ‘Duizend en een lach’ heeft een goede sponsor gevonden in het sigarettenmerk Bogdanoff. In een van de scènes verschijnt het levend geworden logo van de sigaret, de bekende Bogdanoff-man, op het toneel. Niemand stoort zich eraan. Sterker nog: ‘De firma die deze reclame maakt, heeft de weg tot u oog, het pad naar het publiek gevonden. Zonder hinderlijk te zijn. Integendeel, met goede smaak’, meldt een recensent van het tijdschrift Cinema en Theater.

Ook de grammofoonindustrie blijft allerminst verstoken van commercie. Bekende voorbeelden zijn de reclameplaten die de immens populaire Louis Davids in de jaren dertig maakte. Zoals ‘Wat een meisje weten moet…’ voor Persil, ‘Een kopje thee zal u smaken’ voor een theefabrikant en ‘Dat is een Boffie’ voor een koffiemerk. Platen in de bekende stijl van de ‘Grote Kleine Man’, die een groot publiek weten te bereiken. Het zal zowel Davids als de opdrachtgevers geen windeieren hebben gelegd.

Bogdanoff
In de revue werden reclame uitingen niet geschuwd

Met de komst van de klankfilm ligt de weg naar een nog groter publiek open. Hoewel ‘Willem van Oranje’ en ‘De Jantjes’ de geschiedenis ingaan als de eerste geluidsfilms van Nederlandse bodem, draait een andere speelfilm met geluid al iets eerder in de bioscopen. In de klankfilm ‘Wasch gemakkelijk…wasch voordeelig’ raden tal van bekende artiesten het publiek aan om vooral met Persil de was te doen. Uitstekende marketing, zo blijkt. Ook hier geen onvertogen woord, want de recensent prijst de rolprent de hemel in. ‘Omdat er een handeling in vervlochten is, wordt men voortdurend aangenaam bezig gehouden, zonder dat de reclame al te opdringerig is.’