Amsterdam, Café De Kroon, op een maandagmiddag in de lente van 1917. Herman Bouber raapt al zijn moed bij elkaar en stapt nerveus het terras op. Onder zijn arm houdt hij een map met papieren geklemd. Hij loopt recht op zijn doel af: Louis Davids. Het zal een historische ontmoeting worden, die nog decennialang zal blijven nagalmen.

Elke maandagmiddag is er de zogenaamde artiestenbeurs op het Rembrandtplein. Iedereen van enige betekenis in het culturele leven komt dan samen in De Kroon of Schiller aan de overkant. Een uitgelezen kans om bij te kletsen en contacten op te doen. Ook voor een jonge ambitieuze toneelschrijver als Bouber. Hij heeft een stuk geschreven dat zich afspeelt in de Amsterdamse volksbuurt De Jordaan. 

Margie Morris

Als ik er nou eens liedjes in verwerk, bedenkt hij zich. En als die nou eens geschreven worden door Louis Davids, een bekende revueartiest en tekstschrijver en een invloedrijk figuur. Davids woont samen met Margie Morris, zijn minnares. Zij is een getalenteerde componist.

Bouber stelt zich voor aan Davids en die is bereid de toneelschrijver aan te horen. Hij kent hem wel, de toneelschrijver heeft hiervoor al succes gehad met ‘Mooie Neel’, een stuk dat zich ook in de volksbuurt afspeelt. Een stuk over gewone mensen, die zich uiten in straattaal. De artiest zegt tegen de schrijver dat hij wil nadenken over een samenwerking en ze maken een afspraak voor de volgende dag.

Louis Davids en Margie Morris. Collectie TheaterSentiment/Archief Amsterdam/Studio Merkelbach

De 32-jarige Herman Bouber is begonnen als huisschilder, heeft affiniteit met het theater en speelt als jongeling ook bij het amateurtoneel. Daar leert hij zijn toekomstige echtgenote Aaf ten Hoope kennen. Ze maken samen de stap naar het professionele toneel, maar Bouber krijgt snel genoeg van het hoogdravende acteerwerk. Hij begint zelf stukken te schrijven en in 1916 gaat zijn ‘Mooie Neel’ in première. Met succes en dat smaakt naar meer. 

Bleeke Bet

Het nieuwe stuk waar hij Davids en Morris voor wil strikken heet ‘Bleeke Bet’ en vertelt het verhaal van de groentevrouw Bet, die grootse plannen heeft voor haar mooie dochter Jans, die met radijs langs de straten struint. Bet wil Jans koppelen aan Hannes, de zoon van de louche huisjesmelker Van Santen. Jans is echter smoor op Ko, een zeeman. Bet en Van Santen doen er alles aan om de liefde tussen beiden te belemmeren.

Bouber zoekt Davids de volgende dag op. De artiest woont met zijn moeder, Margie en hun zoon in een bovenwoning aan de Utrechtsestraat in Amsterdam. De deur wordt met een traptouw opengetrokken, dan de steile donkere trap op naar de derde verdieping, waar hij ontvangen wordt door moeder Davids. Die laat hem de voorkamer binnen, waar Louis Davids wacht. Een papegaai struint onrustig langs de tralies van zijn kooi.

Herman Bouber en Aaf Bouber – Ten Hoope. Theaterarchief Mari Kant

Als Bouber het stuk heeft voorgelezen, is Davids meteen enthousiast. Waar wil hij de liedjes hebben? De schrijver heeft wel een idee voor in ieder geval twee inlassen. Een mooie ode aan de Westertoren, die majestueus boven de Jordaan uitkijkt. En een lied voor Jans die met radijzen langs de deuren sjouwt.

Nap de la Mar

Davids belooft Bouber te introduceren bij Nap de la Mar, de illustere acteur en directeur van het gezelschap waar Davids onder contract staat. Twee dagen later meldt de toneelschrijver zich aan de Amstel, waar De la Mar met zijn kantoor huist. Binnen wacht hem een bont gezelschap. Niet alleen de grote Nap, maar ook diens dochter Fientje, Hakkie Davids, kapelmeester bij Nap en tevens de broer van Louis, de bekende operettecomponist David van Dam en acteur Harry Collin.

Met knikkende knieën staat Bouber voor het gezelschap. Hij is een totale onbekende voor iedereen in het kantoor. Ze vallen van hun stoel van verbazing als Bouber uit zijn bagage een maquette tevoorschijn tovert, waarmee hij een ontwerp voor een decor heeft gemaakt. Bouber is erg handig, mede dankzij zijn ervaring als schilder, en heeft een duidelijk idee over de enscenering: een pleintje met karakteristieke Amsterdamse geveltjes eromheen.

Dan begint hij zijn Bleeke Bet voor te dragen. Hij weet meteen de aandacht van zijn gezelschap te vatten. De overweldigende Nap loopt af en toe rood aan en barst dan los in een bulderende lach. Gevolgd door de rest van de entourage. Bouber weet zich geen raad. Lachen ze me nu uit? Maar als Bouber klaar is, blijkt De la Mar over te lopen van enthousiasme.

Die goocheme Sally moet een grotere rol krijgen

Nap de la Mar

Hij overlaadt de toneelschrijver met allerlei ideeën. Die Joodse koopman, die goocheme Sally Matteman, die moet een grotere rol krijgen. En een lied van Lou en Margie. Oh ja, en Louis moet die rol gaan spelen. Op zijn lijf geschreven! Harry Boda moest meedoen. En Greta Schley, dat is Jans, de jonge radijsverkoopster. Binnen een half uur is de hele voorstelling al in kannen en kruiken. En Bouber wordt nog diezelfde dag naar decorateur Grotendorst gestuurd om verder aan de decors te gaan werken.

Lorre

Ondertussen zijn Davids en Morris al aan het componeren geslagen. In het bovenhuis aan de Utrechtsestraat staat een piano in een kleine ruimte die aan de voorkamer grenst. Het creatieve domein van het beroemde stel. De composities worden zo vaak herhaald, dat Lorre de papegaai enkele zinnen van het refrein kan meekrijsen.

Originele bladmuziek van Margie Morris voor De Jantjes, de voorstelling die Davids, Bouber en zij in 1920 maakten. Theaterarchief Mari Kant

Journalist Jan Feith bezoekt de woning in die periode voor zijn boek ‘TingelTangel’. ‘De voorkamer is strak van meubilering en inrichting, maar de half donkere tussenkamer waar de piano staat is een gezellige artistieke rommel’, beschrijft hij. ‘Portretten van variétéartiesten op de klavierklep, overal vazen met bloemen, portretten van dansende vrouwen en elegante heren aan de wand en op de tafel een warrelende chaos van muziekstukken.’

He, she and the piano

Het gaat beiden voor de wind. Davids heeft eerder dat jaar in twee succesvolle revue-operettes gestaan bij Nap: ‘Madorah’ en ‘Kinoliefde’. Deze zomer gaan Davids en Morris samen weer de bühne op als duo. Onder de noemer ‘He, she and the piano’ hebben ze de afgelopen twee jaar veel succes gehad met hun zogenaamde society songs, romantische liedjes op Engelse leest geschoeid. 

Het schrijven voor Bleeke Bet zal enkele evergreens opleveren. ‘Mooie Westertoren’, ‘Radijswals’, ‘Sally met de roomijskar’ en ‘In de Jordaan’. Jan Feith slaat gade hoe de twee te werk gaan: ‘Margie bespeelt de piano met de rappe, fijne vingers. De linkerhand geeft de kadans aan. Over haar heen gebogen staat Louis Davids. Terwijl hij de muziek leest, speelt hij met een hand de melodie een octaaf hoger. Beiden neuriën de wijs.’

‘Langzamerhand komen ze los en raken ze er geheel in. Davids is achteruit getreden, hij lijkt zich een orkest voor te stellen. Soms slaat hij de maat, dan valt hij in met een tweestemmig refrein. Op de plaats zelf schijnt hij zijn danspassen te bedenken. Een kort en krachtig akkoord en het liedje is uit.’

Casino Theater

Feith merkt op dat de hese stem van Davids ziek klinkt. Dat klopt. Hij lijdt aan astma en de kwaal begint hem in die periode parten te spelen. In mei 1917 moet hij al voorstellingen van ‘Kinoliefde’ afzeggen in het Casino Theater in Rotterdam. In de herfst speelt zijn kwaal opnieuw op en daardoor kan hij de rol van Sally niet op zich nemen. 

Nap de la Mar (links). Collectie TheaterSentiment. Bladmuziek Radijswals uit Bleeke Bet. Theaterarchief Mari Kant

Op 1 december 1917 gaat Bleeke Bet in première in het Bouwmeester Theater in Den Haag. Alida Blaazer speelt de rol van Bleeke Bet, Greta Schley schittert als radijsverkoopster Jans en Louis van Dommelen neemt de rol van Sally over van Louis Davids. De voorstelling wordt een immens succes. Na een maand in Den Haag vervolgt de voorstelling in 1918 zijn zegetocht in Flora in Amsterdam.

Recensenten prijzen het realistische en rauwe taalgebruik, dat doet denken aan de Jordaanschetsen van de populaire auteur Querido. ‘Herman Bouber, Nap de la Mar en Louis Davids hebben tezamen het stuk geschreven en het is een zeldzaam verschijnsel in de wereldliteratuur dat drie mensen zo harmonieus kunnen samenwerken, dat drie zielen tot een persoonlijkheid kunnen samensmelten’, schrijft het Algemeen Handelsblad.

Mooie Westertoren

Bleeke Bet is het begin van een unieke samenwerking tussen Louis Davids, Herman Bouber en Margie Morris, een naam die het Handelsblad is vergeten te noemen. Bleeke Bet en liedjes als ‘Sally met de roomijskar’ en ‘Mooie Westertoren’ zijn erfgoed geworden en hierna volgen nog andere succesvolle voorstellingen, met De Jantjes uit 1920 als ongeëvenaard hoogtepunt. Een stuk dat na een eeuw nog steeds gespeeld wordt. 

Bleeke Bet is de oerknal van een Nederlandse musicaltraditie. Al wordt het steevast volkstoneel genoemd. Met het realistische taalgebruik neemt Bouber afstand van het hoogdravende toneel van de negentiende eeuw. Al verafschuwt hij het woord volkstoneel:

‘Ik houd niet van dat woord’, zegt hij jaren later in een interview. ‘Je hebt volksbadhuizen, er zijn volksapotheken, er is een organisatie Volksbelang; alsof wij uitsluitend iets aan het volk willen geven. Het is nooit mijn bedoeling geweest in een sektarisch verband te staan. Ik wil gewoon geen salonstukken maken en spelen. Deze aandoeningen, bij een slokje thee of een teugje koffie, liggen geheel buiten onze aard en ons kunnen.’

Bronnen: Theaterarchief Mari Kant/Krantenarchief Delpher.nl/TIN-Allard Pierson/Collectie TheaterSentiment

Lees ook: