Cor Ruys, de souffleur en de dood
Een vrachtwagen rijdt in de stromende regen over een smalle weg richting Madioen op Oost-Java, Nederlands-Indië. De truck stevent met hoge snelheid, vijftig kilometer per uur, af op een driesprong. Net na de bocht verliest de chauffeur de macht over het stuur. De vrachtwagen botst tegen een boom, waarbij de twee inzittenden uit het voertuig worden geslingerd. Dan maakt de wagen een zwaai naar rechts en stort met de chauffeur nog in de cabine het ravijn in.
Op datzelfde moment arriveren acteur Cor Ruys en zijn gezelschap met de trein in het plaatsje Madioen, waar vanavond gespeeld gaat worden. Het is zaterdagmiddag 22 november 1930 en Ruys is met zijn Nederlands-Indisch Toneel net twee maanden bezig met een tournee door Nederlands-Indië. Hij hoopt een jaar en als het meezit zelfs twee jaar ‘in de Oost’ te blijven.
De acteurs lopen met hun koffers vanaf het stationnetje richting hun verblijfplaats, nietsvermoedend van het drama dat zich kilometers verder heeft afgespeeld. De bewuste vrachtwagen bevat de rekwisieten en decors die Ruys en de zijnen nodig hebben voor hun voorstelling. Acteur Harry Bierman en technisch medewerker Jan Duiveman brengen die samen met chauffeur Ali naar Madioen, zo is het afgesproken.
Kilometers verderop weet de chauffeur versuft en in shock uit de auto te kruipen. Hij heeft de val overleefd en dat mag een wonder heten. De truck is meters naar beneden gestort, terwijl zijn voet tussen de zitbank en het dashboard vast kwam te zitten. Hij heeft diepe vleeswonden over zijn lijf en bloedt, maar voelt nauwelijks pijn.


Hij kruipt naar boven en vindt daar zijn twee medepassagiers. Een ligt kermend met een gebroken been op de weg. De ander is er slechter aan toe. De armen lijken gebroken, het been ook. Een hoofdwond. ‘Jan, Jan.’ Hij probeert te roepen, maar het lijkt meer op gefluister. Zijn gewonde metgezel opent zijn ogen. Gelukkig, hij is bij kennis. ‘Heb je pijn Jan?’, vraagt de man. Jan schudt nee.
Een passerende automobilist schiet te hulp. Hij zorgt ervoor dat de gewonden overgebracht worden naar de kliniek in Madioen, waar dokter Spoon zich over hen zal ontfermen. Zodra Cor Ruys van het drama hoort, haast hij zich naar de kliniek. De arts kan hem geruststellen. Het komt wel goed met de mannen. Ook met Jan. Die is er met zijn breuken en zware hersenschudding weliswaar het slechtst aan toe, maar zal het overleven.
Ruys is opgelucht en gaat direct aan de slag. Het stuk van vanavond kan niet gespeeld worden. Hij overlegt met zijn team en vindt een oplossing. Hij is professioneel genoeg om zijn emoties uit te schakelen en te spelen alsof er niets gebeurd is. Maar na afloop laat hij de emoties toe. Hij had het zich zo anders voorgesteld.
Op tournee naar Indië
Want het begon zo mooi, de reis naar Insulinde. Het gezelschap stapt op 20 augustus 1930 goedgemutst op de SS Slamat, die aangemeerd ligt aan de Lloydkade in Rotterdam. Javaanse bemanningsleden, gekleed in hun witte kielen en kleurrijke hoofddoeken, haasten zich om de dorstige passagiers van verfrissende drankjes te voorzien. ‘We vormen zo’n fijne, gezellige groep’, mijmert Anton Ruys. Hij is de broer van Cor en is naast acteur ook manager van de groep. ‘Er heerst een prettige onderlinge vriendschap.’
Cor Ruys is dol op Indië en begint al aan zijn derde tournee. Het Nederlands-Indisch Toneel dat hij heeft opgericht bestaat deze keer uit de acteurs Piet Bron, Jeanne van Rijn, Co Balfoort, Eline Pisuisse, Pierre Myin, Louis Borel, Mary Bouwens, Jan Duiveman, Harry Bierman en zoals gezegd broer Anton.
Ze zullen tijdens hun maandenlange reis door Indië maar liefst vijftien stukken spelen. De openingsvoorstelling in Batavia staat gepland op 20 september, vertelt Anton. Na een verblijf van een maand in Batavia begint het gezelschap aan de tournee door Java, die ongeveer zeven maanden zal duren en in Soerabaja eindigt. ‘Daarna volgen Sumatra met Deli, Palembang en mogelijk ook Padang.’
Cor Ruys heeft onlangs zijn 25-jarige jubileum gevierd en dat wil hij in Indië dunnetjes overdoen. Hij is een bekend en geliefd acteur, niet alleen in Nederland, maar ook binnen de Nederlandse gemeenschap aan de andere kant van de wereld. Een veelzijdig artiest, die zowel in klassieke stukken als blijspelen floreert. En naast het grote toneel ook zijn weg heeft gevonden in cabaret en kleinkunst. Bij Nap de la Mar heeft hij leren improviseren, wat inmiddels zijn handelsmerk is.
Cor leert als jonge acteur het vak bij grote regisseurs als Adriaan van der Horst en Eduard Verkade, komt bij verschillende gezelschappen terecht, maar begint in 1919 voor zichzelf, als directeur van een eigen gezelschap. Daarmee reist hij af naar zijn geliefde Indië en heeft er veel succes met het stuk ‘Potasch en Perlemoer’. Bij de Nederlanders op Java kan hij niet meer stuk en deze derde tournee belooft een warm weerzien te worden.
De souffleur
De 32-jarige Jan Duiveman heeft in dit gezelschap een speciale functie. Hij is de assistent van Cor, legt alles voor hem klaar in de kleedkamer en zorgt ervoor dat het de grote acteur aan niets ontbreekt. Daarnaast is hij technisch medewerker, die zorg draagt voor de decorstukken en rekwisieten.
De belangrijkste taak die Jan vervult is die van souffleur. Cor staat bekend als iemand die niet altijd even zorgvuldig zijn rollen leert en zich soms een weg door het stuk improviseert en behoorlijk kan leunen op een souffleur. Jan en Cor zijn enorm goed op elkaar ingespeeld en in die zin is ‘Duif’, zoals Cor hem noemt, onmisbaar geworden.

Cor is zo verknocht aan Jan geraakt, dat hij ook gehoor heeft gegeven aan diens ambitie om op het podium te staan. Dus reist ‘Duif’ niet slechts mee als technisch medewerker, assistent en souffleur, maar ook als acteur. In kleine rollen weliswaar, maar het kan het begin zijn van een mooie loopbaan.
Het lukt Cor als directeur om de sfeer binnen zijn team jaar in jaar uit goed te houden. Waar andere gezelschappen wel eens afgeleid worden door onderling gekibbel, als we de verhalen mogen geloven, regeert in het ensemble Ruys de harmonie. Dat komt zeker van pas tijdens een reis als deze, in een prachtig land weliswaar, maar met de nodige ontberingen.
De aankomst
De boot komt op 20 september aan in Batavia. Op 27 september vindt in de Stadsschouwburg de première plaats van de satire ‘Meneer Topaze’ van Marcel Pagnol, in een vertaling van Cor Ruys. Het weerzien met Indië is groots te noemen. De zaal zit stampvol en als de spelers op het podium komen, worden ze met gejuich en applaus ontvangen. De avond wordt afgesloten met een staande ovatie die minutenlang aanhoudt.
Ook de pers is enthousiast. Het samenspel wordt geroemd en in de kranten staat dat ‘dit het beste gezelschap is ooit door Ruys mee naar Indië meegenomen’. Ruys zelf windt er geen doekjes om, hij is vastbesloten van deze tournee een succes te maken. ‘Indië zal het beste hebben wat ik geven kan’, belooft hij.
De hele maand september wordt de triomftocht van ‘Meneer Topaze’ voortgezet. Begin oktober gaat het stuk ‘Meneer Elias’ in première, over een Joodse sigarenwinkelier. Ook in hoofdstad Batavia en met hetzelfde succes. ‘Van de eerste minuut van zijn optreden af wist Ruys op zijn onweerstaanbare wijze het contact met publiek tot stand te brengen’, schrijft de pers. ‘Daverende lachsalvo’s bewezen hoezeer men Cor Ruys’ creatie bewonderde.’
Gillend van angst snellen acteurs en actrices naar de rand
In rap tempo overlaadt het gezelschap het publiek met stukken; na twee weken ‘Meneer Elias’ volgt eerst het blijspel ‘Vader Vrijgezel’ en weer twee weken later ‘Bij Schemerlicht’. In Batavia krijgen ze er niet genoeg van, blijkt uit de volle zalen en de extra voorstellingen. Men smacht naar een verzetje, nu ook in Indië de economische crisis hard toeslaat.
De eerste barst in deze bubbel van euforie ontstaat midden oktober, als het gezelschap een middag vrij heeft en een tochtje maakt naar Colombo, om vanaf de berg Lividia van het prachtige uitzicht te genieten. ‘Daar boven op de rots, met een ravijn van meer dan tachtig meter steile diepte achter zich, besluit men de leider van het gezelschap op de gevoelige plaat te vereeuwigen’, verhaalt een verslaggever van een plaatselijke krant.

Het is Eline Pisuisse die de foto gaat maken, terwijl Cor Ruys leunend tegen een houten paaltje zijn pose aanneemt. Op het moment dat Eline de foto wil maken, breekt het paaltje en stort de acteur naar beneden. ‘Gillend van angst snellen acteurs en actrices naar de rand, ontsteld en duizelend kijkt men langs de loodrechte helling omlaag in de gapende diepte’, vertelt de journalist verder. ‘In de gedachte dat Cor tientallen meters beneden te pletter is gevallen, maar er ligt niets…’
Het blijkt dat er een wonder is gebeurd,want een meter of twee onder de rand steekt een groot en plat stuk steen uit en gelukkig is de acteur daarop terechtgekomen. Hij wordt naar boven gehesen en houdt slechts wat bulten en schrammen over aan het ongeluk.
Na een maand zit het werk in Batavia erop en gaat het gezelschap beginnen met de tournee door Midden- en Oost-Java, met als einddoel Soerabaja. Pas halverwege januari worden de acteurs weer terug verwacht in Batavia. Ook in de kleinere zalen in het binnenland wacht hen een heldenonthaal.
Het noodlot
Op 22 november staat een voorstelling gepland in Madioen, als het noodlot toeslaat en de rekwisietenauto verongelukt op de beruchte driesprong Maospati-Ngawi-Magetan. Terwijl Dokter Spoon zich over zijn patiënten ontfermt, wordt er volop gespeculeerd over de oorzaak. De driesprong is vooral in combinatie met regen levensgevaarlijk, dat had de inlandse chauffeur moeten weten.
Duif is er het slechtst aan toe. Hij ligt met een zware hersenschudding op bed. De eerste dag is dokter Spoon nog positief. Hij komt er wel overheen, al zal het een tijd duren. De tweede dag gaat het mis. Jan raakt versuft en zijn toestand gaat zienderogen achteruit. De bloeduitstortingen in zijn hersenen blijken fataal en zelfs Spoon kan niets meer voor hem doen. Diezelfde avond nog blaast hij zijn laatste adem uit.
Alles wat we aanraken, ademt ‘Duif’
Een paar dagen later wordt de trouwe souffleur en assistent begraven onder een paar palmbomen, duizenden kilometers van huis, waar hij vrouw en kind achterlaat.
Een diep ontroerde Cor Ruys spreekt lieve woorden over ‘onze Duif’ aan het graf. ‘Nu missen wij hem zo in ‘het hok’ (de plek waar souffleurs zitten). Hij lachte bij een vrolijk stuk even hard als ’t publiek en wij en huilde echte tranen bij aandoenlijke stukken. Nu is hij er niet meer, wat voor mij en iedereen onbegrijpelijk is.’
‘Duif, onze sterke Duif, die een zware koffer met gemak optilde, ’s nachts niet sliep als wij van de ene plaats naar de andere trokken en bij de première werkte voor drie om alles in orde te maken’, mijmert een ander. ‘En dan nog souffleerde hij dat het een lieve lust was. Nu moeten we alles zelf doen. We pakken koffers uit, zetten het toneel op, en alles wat we aanraken ademt Duif.’


Iedereen gaat zwaar gebukt onder het drama en vooral Cor mist hem erg. ‘Hij deed alles voor Cor, uitpakken, inpakken, zijn kleren verzorgen’, zegt een lid van het gezelschap. ‘En als Cor ’s avonds in de kleedkamer kwam, lag alles voor hem klaar, van zijn bril tot zijn sokken en een potloodje toe. Alles wat hij in ’t stuk nodig had en na afloop pakte Duif alles weer keurig in.’
Ondertussen loopt er een onderzoek door de politie en die brengt beetje voor beetje duidelijkheid in de toedracht. Zo blijkt dat het niet de inlandse chauffeur is, die de auto bestuurt tijdens de fatale rit. Terwijl het gezelschap de trein pakt, zullen Bierman en Duiveman meerijden met de truck, die de rekwisieten en decors naar Madioen brengt. Omdat ze te laat zijn vertrokken, besluit Bierman zelf te rijden, om meer snelheid te kunnen maken.
Zo rijdt de truck met vijftig kilometer door de regen over de smalle weg richting de driesprong. De chauffeur waarschuwt Bierman dat hij vaart moet minderen, maar die luistert niet. Duiveman die achterin zit spoort Bierman aan om vooral haast te blijven maken. Ze mogen niet te laat komen. Wat zeker niet meehelpt is dat de truck eigenlijk niet geschikt is om zoveel lading te kunnen dragen.
Het einde
Begin 1931 komt de zaak voor de rechter. De inlandse chauffeur doet als getuige het hele verhaal uit de doeken. Zijn waarschuwingen zijn in de wind geslagen en aan het ongeluk heeft hij een gebroken scheenbeen overgehouden, waardoor hij 48 dagen niet heeft kunnen werken. Hij is furieus op de twee acteurs die maar snelheid zijn blijven maken.
Beklaagde Bierman verschijnt niet op de zitting. Hij heeft een brief gestuurd, waarin hij schuld bekent. Hij is veel te hard door de bocht gegaan, waardoor de truck is omgeslagen. Ruys had een truck gekocht voor de spullen, omdat dat goedkoper is dan de trein. Bierman schrijft dat hij een goede chauffeur is, maar dat hij die nacht ervoor weinig geslapen had en oververmoeid aan de rit begon.
De rechter veroordeelt hem tot een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Hierdoor hoeft Bierman niet de cel in en kan hij gewoon door blijven spelen. Het gezelschap heeft direct na het ongeluk de draad weer opgepakt. Niet spelen is geen optie, in een tijd zonder enig sociaal vangnet is er weinig tijd om bij de pakken neer te zitten, want er moet geld verdiend worden.
Op 1 juli 1931 eindigt Ruys zijn tournee. Vlak voor vertrek wordt hij uitgewuifd door de pers in Batavia. Hij geeft aan terug te kijken op succesvolle maanden. Over het ongeluk wordt gezwegen, over souffleur Duiveman wordt in de afscheidsinterviews niet meer gerept. Maar er is dan ook niemand meer om Cor Ruys de juiste woorden in te fluisteren.
Bronnen: Cor Ruys door Brammetje/Delpher/Collectie TheaterSentiment