In de ruige kroegen van Parijs ontstaat in de eerste jaren van de twintigste eeuw een nieuwe dans, die in korte tijd haar weg vindt naar de film en de theaters in Europa. De Apachendans wordt ze genoemd, naar de bijnaam van de gewelddadige jeugdbendes die rond de eeuwwisseling de achterbuurten van de lichtstad onveilig maken.

Deze nieuwe dans zou je de Europese tango kunnen noemen. Een spel dat een hardhandige ruzie voorstelt tussen een hoer en haar pooier. Ze draaien om elkaar heen, de passie is voelbaar, ze slaan en schoppen elkaar, de man tilt de vrouw op en werpt haar tegen de grond. Het is een dans met ongekende bruutheid, met een diepe seksuele lading, die de tongen al heel losmaakt. Het appelleert aan de vaak onderdrukte seksuele honger van het publiek en geeft de heersende klasse een spannend kijkje in de ongeremdheid van de lagere klassen.

Een verslaggever van een Nederlandse krant vertelt in de lente van 1909 over zijn bezoek aan een Weense nachtclub. ‘Ineens wordt het licht laag gedraaid en een zoeklicht in beweging gebracht om de stralen te werpen op een paartje dat de Apachendans gaat dansen. Een jongen uit het volk zien wij daar met een meid bewegingen maken, die woestheid en wulpsheid moeten verbeelden, maar die in de stemming, waarin men nu eenmaal is, met belangstelling worden gevolgd. En als het dan uit is en het licht weer wordt opgedraaid, dan denken die heren in smoking en de dames in soiree toilet, dat zij iets uit den afgrond van de grote stad gezien hebben en vinden dit pikant.’

Danser en choreograaf Max Dearly van de Folies Bergeres in Parijs zou de Apachendans rond 1907 hebben ontwikkelt, samen met danser Maurice Mouvet. Ze bezoeken de kroegen op Montmartre en in de andere ruige buurten van Parijs, op zoek naar inspiratie. Ze creëren de dans naar de wulpse dansbewegingen die ze daar tegenkomen. Dearly en Mouvet maken de dans, afzonderlijk van elkaar en wisselende partners, binnen korte tijd beroemd. In 1909 voert Dearly de dans uit op het witte doek, met de Franse superster Mistinguett als zijn tegenspeler. De film ‘Het Bloedspoor’ maakt het succes compleet.

De rage gaat snel door Europa. Nederlandse kranten melden al snel dat Londen in de greep is van deze nieuwe rage. ‘Een Parijse straatroversdans met stotende en ruwe bewegingen die in de Empire en andere plaatsen vlijtig gepropageerd wordt.’ In 1909 vindt de rage ook zijn weg naar de Nederlandse cabarets. In het Flora Theater van Boedels, waar anders. ‘Twee artiesten, een echtpaar, dat zich ‘Les Fabien’ noemt, laten ons de dans in originali te aanschouwen. In sobere maar goed sprekende grime en kleding, treden ze op en doen ze veel meer dan dansen. Alle bewegingen en gebaren, alle gelaatsuitdrukkingen en wendingen beschrijven en tekenen het eigenaardige, geheimzinnige, huiveringwekkende en raadselachtige leven van die zonderlinge mensensoort, die alleen gedijt in de schuilhoeken van wereldsteden’

De verslaggever vervolgt in een meeslepende volzin: ‘Onbegrijpelijk is in zijn scherpe tegenstellingen van hartstochtelijke liefde en ruwe wreedheid, van doodsverachtende moed en allergemeenste gluiperigheid, van cynische zelfzucht en de zich volledig gevende zelfverloochening, dat zoeken van genot en van smart tevens. Maar het spreekt vanzelf, dat de raadselachtige verhouding tussen de Parijse ‘Apache’ en zijn wijfje, de gigolo en zijn gigolette, die elkaar aanbidden en vermoorden, de aandacht van hem trekt, die zijn tijd en zijn tijdgenooten wil kennen.’

Aanvankelijk zijn het de buitenlandse dansparen met exotische namen die de dans brengen, maar al snel zijn het ook de bekende Nederlandse artiesten die zich eraan wagen. Het komische duo Solser en Hesse doet een parodie op de Apachendans in hun jubileumvoorstelling in oktober 1909 in Den Haag. Later dat jaar voeren de bekende danseres Meina Irwen en acteur Louis de Bree de dans uit in een andere voorstelling. Enkele jaren later volgen Louis en Heintje Davids in een revue van Rido.

Ze wordt veelal gedanst op bestaande muziek, zoals ‘Valse des Rayons’ van Jacques Offenbach of ‘Valse Chaloupée’ van Charles Dubourg. Als de populariteit groeit, wordt er voor de dans gecomponeerd, zoals ‘l’Amour de l’Apache’ door Augustus Ely en ‘Valse Apache’ van Fernand Le Borne.

De rage is na enkele jaren over haar hoogtepunt heen, maar de Apachendans blijft nog lang populair en in de jaren twintig en dertig keert ze geregeld terug naar de kroegen, theaters en op het witte doek. Ze heeft dezelfde populariteit als haar Argentijnse evenknie, de tango, die in dezelfde tijd naar Europa is gekomen. Na de Tweede Wereldoorlog verdwijnt de Apachendans nagenoeg en vindt ze een waardige opvolger in de Rock and Roll.

Foto Links Heintje en Louis Davids doen de Apachendans in de Rido Revue ‘Verboden Toegang’. 1914. Collectie Het Leven