Joop Geesink en de revue
Met de revue ‘Schep vreugde in het leven’ uit 1937 is het niet alleen hoofdrolspeler Lou Bandy die indruk maakt. In de recensies wordt met lof gesproken over de prachtige en frisse decors. Ze zijn van de hand van Joop Geesink, een 24-jarige ontwerper, van wie nog niemand heeft gehoord.
Geesink is ambitieus. Hij heeft op jonge leeftijd al een reclamestudio opgericht en maakt vanaf ‘Schep vreugde in het leven’ ook een snelle opmars als ontwerper voor revue en theater. Al is dat niet waar hij na zijn dood in 1984 om herinnerd wordt. Na de oorlog begint Geesink zijn eigen studio ‘Dollywood’ en specialiseert hij zich in poppenanimatie. Zijn bekendste creatie Loeki de Leeuw is decennialang op televisie te zien.
Het begint allemaal in het theater. Het is revueproducent Bob Peters van de Nationale Revue die het aandurft om deze jonge ontwerper een kans te geven. Hoe die connectie tot stand is gekomen, valt te raden. Peters en Geesink hebben beiden Den Haag als thuisbasis. Geesink heeft daar zijn reclamebureau en het gaat hem voor de wind, blijkt uit de krantenadvertenties die hij begin jaren dertig plaats in de Haagsche Courant, op zoek naar nieuw personeel.
De jonge ondernemer krijgt ook klussen als decorateur van bioscopen, danszalen en theaters. Zoals Scala in Den Haag, waar Geesink wanddecoraties maakt die ongetwijfeld de aandacht hebben getrokken van Peters.
In datzelfde Scala immers, zal in juli 1937 de nieuwe revue van Peters in première gaan. De producent wil indruk maken, met een spectaculaire, maar ook moderne show. Met de pas 24-jarige Geesink als decorontwerper steekt hij zijn nek uit, maar het blijkt een schot in de roos. Met zijn karakteristieke, speelse stijl past Geesink perfect in de tijdgeest: de crisis nadert zijn einde en er is behoefte aan kleur en licht, want een nieuwe tijd breekt aan.
Het publiek en de journalisten die de première bijwonen, vallen voor de aanpak van de Hagenaar. Zo schrijft de Maasbode: ‘Een verrassing vormen de decors van de jonge kunstenaar Joop Geesink. Het publiek bleek diens moderne opvatting omtrent kleur en lijn zeer te waarderen. Herhaaldelijk werd bij het verschijnen van een nieuw tafereel aan die waardering uiting gegeven door een warm applaus.’
Het ‘clubblad’ de Haagsche Courant schrijft: ‘Maar wat een voldoening moet het voor directeur Peters zijn geweest, dat zijn streven, het beste van het beste te brengen, niet vergeefs is geweest. Dat bewees het donderende applaus, dat meermalen een ovationeel karakter aannam. Zijn zoeken naar originele elementen, die de revue een eigen karakter moeten geven, heeft tot resultaat gehad, dat een product werd gebracht van internationale allure, dat zich kan meten met de beste buitenlandse revues. Wat kostuums decors betreft, moet geroemd worden het geniaal-originele van onze talentvolle jonge stadsgenoot Joop Geesink.’
De revue maakt vervolgens een maandenlange zegetocht door Nederland en het blijft lyrische recensies regenen. Opvallend is dat Geesink in elke artikeltje met naam en toenaam genoemd wordt. Peters heeft overigens niet voor niets voor een jonge kunstenaar gekozen als ontwerper. Het betekent een eerste, voorzichtige stijlbreuk met de potsierlijke revues van weleer, met hun verentooien en hun pracht en praal.
‘De ontwerper Joop Geesink heeft het niet in luxueuze overdaad gezocht, welke tot nog toe tot de revuestijl behoorde’, merkt de recensent van de Nieuwe Venlose Courant op. ‘Zijn decors zijn op de eerste plaats geestig, zoals in ‘Three o’clock in the morning’, waarin zelfs de huizenrijen, die op de drie fuifnummers neerkijken, een borreltje op lijken te hebben en ietwat duizelig de katers op hun dak dragen.’
Kijkend naar de decors en naar de tekeningen die Geesink maakt voor de affiches en de programmaboekjes, valt zijn speelse en ronde, haast cartooneske stijl op. Het kan niet anders of de Hagenaar is geïnspireerd geraakt door Walt Disney, die met zijn studio in de Verenigde Staten wereldfaam verwerft met korte tekenfilms, die ook in de Nederlandse bioscopen te zien zijn. Disney is inmiddels druk bezig met de eerste avondvullende tekenfilm Sneeuwwitje, die in november 1938 zijn Nederlandse première beleeft in het Amsterdamse theater Nöggerath. Geesink verzorgt de feestelijke aankleding met wanddecoraties waarop de tekenfilmfiguren zijn nagetekend. Ook met de oprichting van zijn eigen studio enkele jaren later, lijkt Geesink in de voetsporen te willen treden van zijn Amerikaanse voorbeeld.
De revue ‘Lach iederen dag’ is de opvolger van ‘Schep Vreugde in het leven’, met opnieuw Lou Bandy als de grote ster. Geesink maakt nu niet alleen de decors, maar ook de kostuums. ‘En dat is een unicum in de theaterwereld’, schrijft de Haagsche Courant na de première in Scala in juli 1938.
Geesink draait inmiddels zijn hand nergens meer voor om, want hij werkt inmiddels voor Weldy in Parijs. Dit toonaangevende bedrijf ontwerpt kostuums en decors voor internationale voorstellingen, zoals de revues in de Folies Bergeres in Parijs en in Londen. Voor de nieuwe revue van Peters keert de jonge kunstenaar weer even terug naar Nederland.
De jonge ontwerper was ietwat uitzonderlijk in zijn gedragingen
Journalist over Joop Geesink
Een journalist die uitgenodigd wordt om een generale repetitie bij te wonen, constateert in alle hectiek dat de ontwerper inmiddels een man van de wereld is geworden. ‘Joop Geesink, de talentvolle decorateur, die door zijn werkzaamheden in de lichtstad, ietwat uitzonderlijk in zijn gedragingen is, merkt tijdens de repetitie dat iets niet in de haak is. Zo heeft een ieder een stem in het kapittel.’ Of met ‘het uitzonderlijke gedrag’ bedoeld wordt dat Geesink kapsones heeft gekregen, is niet te achterhalen.
Met ‘Lach iederen dag’ wordt definitief gebroken met de aloude revuetraditie, meldt producent Peters in een interview met de Haagsche Courant: ‘Vorig jaar waren wij met de finale waarin Guus Brox van de trap af kwam rollen als ‘Die lustige Witwe’ en aan de rekstok slingerde, al enigszins afgeweken van het oude type’, legt de producent uit. ‘Nu echter helemaal. Wij hebben er een ‘crazy show’ van gemaakt. Er is gebroken met praal en pracht, met pompeuze en steeds duurdere kostuums en finales. Wat overigens niet wil zeggen, dat aan kostuums en decors niet de nodige aandacht is besteed. Integendeel! Ze hebben heel wat zorg en voorbereiding en moeite gekost. Wij hebben van ieder beeld iets aparts gemaakt en steeds getracht iets komisch te brengen.’
Volgens Peters hebben de voorbereidingen acht maanden gekost, zodat het Nederlandse publiek een waar spektakel kon worden voorgeschoteld. Humor speelt een belangrijke rol in de show. ‘Het overwicht in de revue is het komische, de gekste dingen zijn uitgewerkt’, vertelt Peters. ‘Er zijn trucs en scènes, zo verbazingwekkend en grappig, dat wij, die ze bij de repetitie al tientallen keren gezien hebben, toch weer lachen.’
Met het verleden is niet alleen gebroken, ze wordt zelfs belachelijk gemaakt. ‘In de revue komt een finale voor, die met opzet niet ‘Verenpracht’, maar ‘Verenvracht’ genoemd wordt’, gaat Peters verder. ‘Duizenden en duizenden veren komen op het toneel. In deze finale wordt de draak gestoken, met een pracht en praal waar maar geen einde aan komt. En alles wat een artiest aan ongelukkigs kan overkomen, gebeurt hier. Alles gaat net even verkeerd, het wordt een dwaze vertoning, waarbij de artiesten door het noodlot achterhaald worden.’ Dit alles gebeurt uiteraard in een setting van ontwerper Geesink.
Ook deze revue wordt een daverend succes en trekt volle zalen. In het jaar erna wordt Geesink weggekaapt door een andere, jonge producent: René Sleeswijk. Die weet slim in te spelen op het succes dat Willy Walden en Piet Muyselaar hebben in het radioprogramma De Bonte Dinsdagavondtrein van de Avro, als de roddelende dames Snip en Snap – een creatie van tekstschrijver Jacques van Tol. Om deze act bouwt Sleeswijk een revue heen, die met veel succes door het land trekt en waarvoor Geesink de decors ontwerpt. Hij blijft aan de Snip en Snap-revue verbonden tot en met de voorstelling ‘Tot uw dienst’ in het seizoen 1942/43.
In 1939 lijkt Geesink zijn tijd bij Weldy in Parijs te hebben afgesloten, om weer volop actief te zijn in Nederland. Hij werkt niet alleen voor Sleeswijk, maar zet nu ook zijn eerste stappen in de filmwereld. Er staan voor de jaren 1939 en 1940 grote projecten op stapel, beginnende met De Spooktrein. Een spannende film met Fien de la Mar in de hoofdrol en sfeervolle decors – zoals een verlaten en naargeestig station – van Joop Geesink.
Ook met zijn medewerking aan de Spoorwegrevue, waarmee in dat jaar het honderdjarige bestaan van de Nederlandse Spoorwegen wordt gevierd, zet de Hagenaar een mooie prestatie neer. Alom waardering oogst hij ook met de grappige wandschilderingen die hij gratis aanbrengt in de legerkantines, tijdens de mobilisatie van 1939/40, als ons land inmiddels in de ban is van de oorlogsdreiging.
De Duitse bezetting lijkt de opmars van Geesink nauwelijks te hinderen. Het theaterwerk gaat door, tot hij in 1942 met Marten Toonder zijn eigen animatiestudio begint. In de annalen lijkt het verhaal van Joop Geesink dan pas echt te beginnen, maar dat is niet terecht. In de jaren dertig al begint de bloeiperiode van deze begaafde tekenaar en ontwerper. En zijn betekenis voor de Nederlandse revue is groot geweest.
Bronnen: Bonte Pracht Vederdracht door Dries Krijn, krantenarchief Delpher.nl, Nationaal Archief, collectie TheaterSentiment.