Haar naam klinkt niet zo luid als die van Davids of Poons, maar toch is ze een vaste waarde in de wereld van de revue. In het warme licht van de grote theaters als Carré, Tivoli en Scala heeft Serah van der Heijm haar plek veroverd. In 1933 maakt ze echter een drastische keuze. Ze treedt uit de schijnwerpers en trekt zich terug in de schaduw van haar man, Piet Muyselaar.

Van Sara naar Serah

De artieste is dan bijna veertig jaar oud. Ze wordt op 6 november 1893 geboren in de Zandstraat in Rotterdam, als Sara van der Heijm. Dochter van winkelier Abraham van der Heijm en Roosje van der Kruik. Een arme, maar beruchte artiestenbuurt, waar tien jaar eerder ook Louis Davids het levenslicht zag.

Ze groeit op in een joods gezin waar muziek en toneel geen vanzelfsprekendheid zijn, maar het theater roept haar vanaf jonge leeftijd. Ze verandert haar naam. Niet radicaal, maar net genoeg om beter te passen op een affiche: Serah van der Heijm. Het is een kleine ingreep, maar één die haar nieuwe leven inluidt als artieste.

Eerste stappen in de revue

‘Als dertienjarig meisje begon ik bij het gezelschap van Henri ter Hall, natuurlijk als figurante. Ik had spoedig succes, maar mijn gezondheid leed er echter onder en ik moest een tijdlang thuisblijven’, herinnert ze zich later in een interview.

In de jaren tien pakt Serah de draad weer op in het Hollandsch Operette Gezelschap van Nap de la Mar. Ze staat op het podium met Beppie de Vries, Fien de la Mar en Louis Davids. – namen die het Nederlandse variété vormgeven. In 1916 opent ze het theaterseizoen in Carré met de revue-operette Had je me maar!!, een productie die luchtige humor mixt met een vleugje sentiment. 

Serah is geen uitbundige clown, geen uitslover. Ze is een van die actrices die het publiek op haar gemak stelt: vriendelijk en stijlvol. Misschien is het de ingetogen stijl die haar belet om bij de echte top te gaan horen. Of haar wankele gezondheid, Serah kampt haar hele leven met slechte longen.

‘Soms kwam ik rillend thuis’, vertelt ze. ‘In het begin zong ik veel te veel. De dokter zei: Als u zo doorgaat worden de gevolgen niet te overzien. Maar het succes was té aanlokkelijk. Ik had succes, en dat deed me zo goed, dat ik door bleef zingen en daardoor mijn gezondheid ruïneerde. Pas veel later heb ik de noodzakelijke rust afgedwongen.’

De commère van de roaring twenties

In de jaren twintig groeit Serah niettemin uit tot een vaste waarde in de revuewereld. Ze treedt op in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. In Amsterdam wil dansen!, de beroemde revue met Louis Davids uit 1924, schittert ze tussen de sterren van haar tijd. De voorstelling is een knipoog naar het dansverbod, een satire op de moraalridders – en Serah doet volop mee aan die vrolijke rebellie.

Heintje Davids en Serah van der Heijm

Ze ontwikkelt zich tot commère: de vrouwelijke tegenhanger van de compère. Zij praat de nummers aan elkaar, overbrugt de stiltes met grappen, flair en charme. In advertenties uit 1927 prijst men haar aan als ‘de bekende revuecommère’. Haar stem, haar timing, haar elegante voorkomen maken haar geliefd bij publiek én collega’s. 

En steeds vaker verschijnt ze op het podium samen met die ene man: Piet Muyselaar. Enkele jaren jonger dan zij, maar een opkomende ster in de revuewereld.

In de schaduw van Piet Muyselaar

In zekere zin lijken ze wel een beetje op elkaar. Ze zijn beiden geen artiesten van het grote gebaar. Meer ingetogen, met een zekere waardigheid. In 1929 trouwen ze. En zoals dat in die tijd vaker gaat, verdwijnt de vrouw dan naar de achtergrond. 

Maar bij Serah lijkt het geen stille verdwijning te zijn, maar een bewuste keuze, zo legt Mari Kant van het Theaterarchief uit. ‘Piet wil graag een echtgenote die thuis op hem wacht.’ Serah – iets ouder dan hij – stemt in. Niet met tegenzin, maar meer vanuit berusting. Ze heeft haar carrière gehad en het is mooi geweest. 

De mislukking van haar laatste revue zal de keuze gemakkelijker hebben gemaakt. Ze staat eind 1933 naast Alex de Meester en Emmy Arbous in ‘Kom mee, hij weet het’ van producent Frits Stapper. De hele onderneming draait uit op een fiasco en de stekker wordt er voortijdig uitgetrokken. Bovendien blijft haar gezondheid haar parten spelen, ze reist steeds vaker af naar Scheveningen om haar longen frisse zeelucht te gunnen. 

De loopbaan van haar echtgenoot Piet zit ondertussen in de lift. Hij begint in 1937 aan een avontuur dat hem in de veertig jaar erna grote roem zal blijven brengen: de Snip en Snap revue. Voor Serah betekent dat definitief een plek in de schaduw. 

Toch blijft ze in de buurt van de bühne. In de jaren dertig is ze nog veelvuldig te vinden op feestjes. En ze raakt bevriend met de moeder van choreograaf Jacky Bow. ‘Serah en de moeder van Jacky Bow waren zeer verschillende types’, zegt Mari Kant van het Theaterarchief. ‘Jacky’s moeder was een gezellige, gezette vrouw. Serah bleef een mevrouw. Vriendelijk, maar altijd met een zekere air.’

Onderduik aan de PC Hooftstraat

Dan komt de oorlog. Joodse artiesten verdwijnen uit de theaters, van de affiches, uit het publieke leven. Ook voor Serah is het oppassen geblazen. Voor Piet betekent het een dilemma. Hij wil de Snip en Snap-revue niet opgeven, maar de echtgenoot zijn van een joodse vrouw is niet gunstig voor zijn carriere.

In oktober 1941 scheiden ze – officieel. Maar in werkelijkheid doet Piet iets uitzonderlijks: hij laat Serah onderduiken in hun eigen huis, aan de PC Hooftstraat in Amsterdam.

De dekmantel is slim. Net als veel andere leden van de Sleeswijk-revue heeft Piet een relatie gekregen met een van de danseresjes uit de Deense dansgroep die meedoet in de revue van Snip en Snap. Ook zijn kompaan Willy, die sindsdien onafscheidelijk is van Aase Rasmussen. Piet papt aan met Gretl, die bij hem intrekt. 

Voor buitenstaanders is Piet aan een nieuw leven begonnen, maar ondertussen zit Serah boven, in stilte. De vrouw die ooit revues aan elkaar praatte, leeft in het donker. Geen publiek, geen stem, alleen wachten. Haar man, die overdag repeteert en optreedt, zorgt dat ze niets tekortkomt.

Is het een daad van liefde? Van moed? Op puur pragmatisme? Het zal een mysterie blijven, er is nadien niet meer over gesproken, maar het resultaat telt. In die jaren verdwijnen zoveel joodse artiesten, maar Serah overleeft. Dankzij de zorgvuldig geregisseerde leugen.

Serah, Piet, Willy en Aase vieren de bevrijding. Foto Theaterarchief

De terugkeer die uitblijft

Na de bevrijding trouwen ze opnieuw, ondanks de buitenechtelijke relaties van Piet. ‘Dat kwam vooral door Piet. Het was niks voor hem om als gescheiden man door het leven te gaan. Dat was niet goed voor zijn imago’, zegt Mari Kant. 

De oorlog is voorbij, maar niets is meer zoals het was. De revue is veranderd. Jonge namen treden aan, al blijven Snip en Snap razend populair. Serah is inmiddels in de vijftig en keert niet terug op het podium. Ze leeft in Amsterdam, ziet hoe Piet zijn carrière voortzet, hoe zijn naam groeit. Voor haar publiek lijkt ze voorgoed verdwenen.

In de jaren zestig wordt ze ziek. Dan komt er opnieuw een andere vrouw in het leven van Piet: Maria van Mourik. Als Serah overlijdt in augustus 1970, neemt Piet slechts een avond vrij. Paul van Vliet neemt zijn rol over, maar de volgende dag staat hij gewoon weer op de bühne. De voorstelling moet doorgaan. Altijd.

Een afscheid in stilte

Serah van der Heijm wordt begraven op de joodse begraafplaats. Zonder groots eerbetoon, geen herdenkingsavond in Carré. Hier en daar een kort berichtje in de krant. Heel af en toe duikt haar naam nog eens op, in artikelen over het vooroorlogse theater. Zoals ze haar leven heeft geleefd: niet luid, maar zacht – als een echo uit een andere tijd. 

Bronnen: Met dank aan Mari Kant en het Theaterarchief. Foto’s beschikbaar gesteld door Mari Kant van het Theaterarchief. Overige bronnen zijn delpher en collectie TheaterSentiment.

Lees ook