De zeven levens van Louis Davids
Louis Davids (1883 – 1939) behoort tot de grootste artiesten die Nederland ooit had en wiens roem zich tot ver na de oorlog uitstrekte. De herinnering aan Davids focust zich vooral op de plaatopnamen die hij eind jaren twintig en dertig maakte, met klassiekers als De Kleine Man, Naar De Bollen en De Olieman heeft een Fordje opgedaan. Sterke teksten die veelal van de hand waren van zijn vriend en lijfschrijver Jacques van Tol.
Maar Davids was meer. Zijn carrière omspant een periode van vijftig jaar en al sinds de eerste jaren van de twintigste eeuw was Davids een nationale bekendheid. Je zou de rasentertainer kunnen kenmerken als iemand die zich continu opnieuw wist uit te vinden. Een overlever, die de tijdgeest goed aanvoelde en snapte wat het publiek nodig had. Begonnen als kermisartiest, ontwikkelde de geboren Rotterdammer zich tot een bekende Revue-persoonlijkheid om uiteindelijk te sterven als een van de grote en gevierde cabaretiers van Nederland.
Een man met zeven levens, die we hieronder op een rij zetten. Wetende dat we hem zelfs daarmee te kort doen.
1 De kermisartiest
Louis Davids werd in 1883 geboren als Simon David in Rotterdam en groeide op in de beruchte Zandstraat, een van de slechtste buurten in de stad. Zijn ouders waren rondtrekkende kermisartiesten en Davids groeide op in het vak. Zijn eerste optreden vond waarschijnlijk al plaats in 1889, op een kermis in Groningen, waar het knaapje geroemd werd als het ‘zingende wonderkind’. Al in zijn jonge jaren kwam Davids in verzet tegen het mansen. Het was in die tijd gebruik dat de artiesten hun gage haalden door na hun optreden rond te gaan met een bedelnap, wat als vernederend werd ervaren. Mede door toedoen van Davids werd dit gebruik rond 1900 afgeschaft. In de eerste jaren van de twintigste eeuw trok Davids met zijn zuster Rika langs de kermissen en tingeltangels als komisch duo.
2 De Revue artiest
Het was producent Frits van Haarlem die een jonge Davids in 1906 zijn eerste rol gaf in een grote revue: ‘Koning ‘k zie-zo-wat’. Inmiddels was zus Rika getrouwd en uit het duo gestapt. Haar plek werd ingenomen door de jongere zus Heintje. Samen vergaarden zij in de jaren daarna roem in grote revues als ‘Loop naar den duivel’ en was de naam Davids voorgoed gevestigd. Ook in de jaren twintig en dertig bleef hij hoofdrollen spelen in grote revues. De voorstelling ‘Lach en Vergeet’ uit 1929 leverde zijn lijflied op: De Kleine Man.
3 De chansonnier en tekstschrijver
Rond 1912 maakte Davids kennis zijn zijn tweede echtgenote, de Engelse pianiste en componiste Margie Morris. Van 1913 tot 1922 vormden Davids en Morris een duo als ‘He, she and the piano’ en deze periode kenmerkt zich als een van grote, artistieke groei, met een verfijnder repertoire dan Davids tot dan had vertolkt. Uit deze verbinding komen grote evergreens voort als Had Je Niet Die Mooie Blauwe Ogen, waarvoor Davids de teksten schreef en Morris de muziek componeerde. In 1919 tekenden Davids en Morris voor de liedteksten en muziek van Herman Bouber’s volkstuk De Jantjes, wat honderd jaar nadien nog altijd wordt uitgevoerd, met klassiekers als Nou Tabe Dan, Als De Tros Wordt Losgesmeten en Als Je Huilt Ben Je Een Stakker.
4 De zakenman
Gevierd in het artiestenvak ontwikkelde Davids ook een zakelijke carrière. De jongen uit de Zandstraat had een tomeloze ambitie om hogerop te komen. In de jaren twintig was Davids bijvoorbeeld enkele jaren directeur van het Casino Theater in Rotterdam. Toch kroop het bloed waar het niet gaan kon en begaf de artiest zich in 1926 weer op het podium. De zakelijkheid bleef. Davids nam naarmate hij ouder werd steeds vaker teksten af van anderen, voor een eenmalig bedrag, waarna hij zijn eigen naam onder de teksten kon zetten en de auteursrechten opstreek. Ook was hij onder collega’s berucht om zijn gierigheid. Davids draaide elk dubbeltje om, zo ging het verhaal.
5 De toneelspeler
De drang om hogerop te komen, bezorgde Davids in de jaren twintig en dertig enkele minder succesvolle uitstapjes naar het zogenaamde serieuze toneel. Hij vertolkte rollen bij gezelschappen als Het Schouwtoneel en het Centraal Toneel. Ook vertolkte Davids zelfs een rol in een operette. Dat ging hem echter allemaal minder goed af dan de revue en de kleinkunst, een term voor cabaret die door Davids bedacht zou zijn. Het is die kant van Davids die nog steeds een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten.
6 De filmacteur
In de jaren tien en twintig speelde Davids enkele rollen in zwijgende films, waarvan de meeste verloren zijn gegaan. Zo speelde Davids grote rollen in films als American Girl uit 1918 en De Jantjes uit 1920, de laatste uiteraard zonder de mooie liedjes die Davids en Morris voor het volksstuk hadden geschreven. Dat werd ruimschoots goedgemaakt met de remake uit 1934, een van de eerste geluidsfilms in Nederland. Hierin is Davids te zien in een gastrol, waarbij het nummer Hengelen zingt. Een jaar later speelde Davids (met snor) de hoofdrol in de film Op Stap, zijn laatste filmavontuur.
7 De cabaretier
Davids, alleen op het toneel, de handen in de steekzakken van zijn maatpak, het publiek toesprekend in een conference, gevolgd door een lied. Met zijn kleine gestalte en hese piepstem wist hij een hele zaal een avond lang te boeien. Het is een iconisch beeld, nog steeds, hoewel de mensen die het in levende lijve zagen er niet meer zijn. In de jaren dertig was Davids op het toppunt van zijn roem, mede dankzij de ijzersterke cabaretteksten die Jacques van Tol voor hem schreef. In de zomers stond de Grote Kleine Man zoals hij genoemd werd op het podium van het Kurhauscabaret en gaf hij leiding aan een ensemble met gevierde en beginnende talenten, wat zonder twijfel het artistieke hoogtepunt was in zijn carrière.