Op een gure winterdag, januari 1940, klinken er schoten in het bos nabij Soestdijk. Zeven doffe knallen, een korte stilte en daarna nog een laatste schot. Ze hebben de vogels die op de takken rustten verschrikt doen opvliegen en de wandelaars abrupt tot stilstand gebracht. De toegesnelde omstanders treffen onder de bomen een zwaargewonde man aan, die met spoed wordt overgebracht naar het ziekenhuis in Amersfoort.

Terwijl de chirurgen daar verwoede pogingen doen om zijn leven te redden, wordt het nieuws de wereld ingebracht. Het ANP meldt dat de bekende toneel- en filmacteur Lau Ezerman ‘ernstig ziek is opgenomen’ in het ziekenhuis. En dat voor zijn leven wordt gevreesd. Het nieuws is net op tijd voor de middagkranten om er een kort bericht aan te wijden. 

De ontzetting is groot. De 47-jarige acteur is niet alleen bekend van het toneel, maar ook van radio en film. Hij is net bezig om met Rika Hopper een tournee te maken langs gemobiliseerde militairen. Gisteren hebben ze in Soestdijk opgetreden en Lau is in de kazerne blijven slapen. Toen leek er nog geen vuiltje aan de lucht. Wat kan er gebeurd zijn?

Toch komt het bericht voor sommigen van zijn collega’s niet helemaal als een verrassing. Wie Lau goed kent, weet dat het al geruime tijd niet goed met hem gaat. Hij lijdt aan zwaarmoedigheid, zwerft rond en kan zijn draai nergens vinden. Er gaat zelfs een gerucht dat hij niet zomaar ziek is, maar de hand aan zichzelf heeft geslagen.

Dat is moeilijk te bevatten, want Ezerman heeft toch alles wat zijn hart begeert? Een goed huwelijk, dat bekroond is met vier prachtige dochters. Een huis in Amsterdam met kasten vol bijzondere boeken, wat naast het toneelspelen een andere passie is van Lau. Een huis dat ook lang een populaire plek van samenkomst was voor veel artiesten. En een mooie loopbaan als acteur, waarin Lau na de nodige omzwervingen eindelijk zijn plek vond bij het Schouwtoneel en naam maakte met mooie rollen.

Talent

Als kind al moet en zal Lau naar het toneel. Hij wordt in 1892 in Rotterdam geboren in een arbeidersgezin. Hij heeft allerlei baantjes, een kwestie van twaalf ambachten en dertien ongelukken, want alleen op het podium voelt hij zich op zijn plek. Het dilettantengezelschap waarin hij speelt wordt geleid door Alida Tartaud-Klein en pa Ezerman vraagt de actrice om advies, wat hij toch met die jongen beginnen moet. Zij antwoordt dat Lau talent heeft en toch echt naar de toneelschool moet.

Gesigneerde portretten van Lau Ezerman, vervaardigd door de gebroeders Hollmann uit Haarlem. Collectie TheaterSentiment/Collectie Hollmann

Vader gaat overstag en in 1911 wordt Lau toegelaten tot de opleiding, maar de pret duurt nog geen twee jaar. Hij wordt van school gestuurd, omdat hij een bijbaantje heeft aangenomen bij de pas opgerichte Hollandia Filmfabriek. Dat is streng verboden, want voor de toneelliefhebber is de film in die tijd het toppunt van banaliteit. 

Zonder diploma belandt hij op straat. Omdat de beloofde betrekking bij de film pas later ingaat, vindt hij ter overbrugging een baantje in het Panopticumtheater in Amsterdam, waar Sol Kinsbergen directeur is. ‘Zijn dochter Kootje zat in de derde klas en dankzij haar kon ik een week na mijn verwijdering al aan de slag bij haar vader’, herinnert Lau zich later. ‘Ik speelde er in eenaktertjes onder leiding van Louis Davids.’

Ik speelde acht rollen tegelijk en had geen idee in welke film ik aan het spelen was

Lau Ezerman

Later dat jaar begint de gesjeesde toneelstudent aan zijn filmcarrière bij Hollandia. De productiemaatschappij is opgericht door pionier Maurits Binger en vaardigt jaarlijks een flinke hoeveelheid zwijgende films af, die met wisselend succes draaien in de Nederlandse bioscopen. Met titels als ‘Oranje en Nederland’ en ‘Twee Zeeuwsche meisjes in Zandvoort’. 

Een jaar lang blijft Ezerman verbonden aan Hollandia, waar hij samenwerkt met mensen als Annie Bos en Theo Frenkel, grote namen uit de begintijd van de Nederlandse film. Het is flink aanpoten, want de productie is hoog. ‘Soms speelde ik acht rollen tegelijk en had ik geen idee meer met welke film ik nu weer bezig was’, vertelt hij. 

Na zijn kortstondige filmloopbaan pakt Ezerman van alles aan om zijn brood te verdienen. Hij speelt mee in allerlei volksstukken, maar een vetpot is het zwervende bestaan niet. ‘De tijd kwam dat ik niet meer te bikken had’, dus solliciteerde ik met succes bij ‘Het Nederlandsch Toneel’. Bij dit gezelschap werkt hij twee jaar lang onder de grote acteur Willem Royaards. 

Programma’s van stukken waarin Lau Ezerman speelde. Collectie TheaterSentiment

Maar die ziet hem nauwelijks staan en tot zijn verdriet krijgt hij de eerste maanden alleen maar figurantenrollen. Dan verneemt Lau dat er ook een Vlaamse afdeling van het gezelschap bestaat en verzint hij een list. 

Vlaams accent

Lau vertelt: ‘Ik besloot vanaf dat moment geen woord Hollands meer te spreken, maar een Vlaams accent op te zetten. En waar ik maar kon, stond ik Royaards in de weg. Kwam hij rechts het tooneel af, dan stond ik met m’n rug naar hem toe. Kwam hij van links, dan stond ik ook links. En telkens als hij vroeg: ‘Meneer Ezerman, mag ik even passeren?’, was mijn antwoord in het Vlaams: ‘Och joawèll menier Royaards, gaat toch uwen gank’.’ 

Het plannetje slaagt. Als er in een Vlaams stuk een acteur tekort komt, denkt Royaards gelijk aan die Vlaamse figurant achter de coulissen. ‘Anderhalf jaar heb ik tussen de Vlamingen allerlei rolletjes gespeeld’, herinnert Lau zich later.

Na een korte betrekking bij het Hollandsch Tooneel, komt er in 1919 een einde aan zijn zoektocht, als hij een engagement krijgt bij ‘Het Schouwtooneel’. Dit gezelschap staat onder leiding van Jan Musch en Adriaan van der Horst. Het voelt als thuiskomen voor Ezerman. Hij beleeft er veertien jaar lang een toptijd, waarin hij zijn talent ten volle kan ontplooien en als acteur groeit tot een allrounder.  

Hij wordt in deze periode geroemd om zijn dramatische rollen, maar ook om de kalme manier waarmee hij de grootste kolder voor het voetlicht kan brengen. Hij speelt er met giganten Jan Musch, Ko van Dijk sr, Esther de Boer-van Rijk en Stine van der Gaag. In allerlei toneelklassiekers, zoals ‘De vijand van het volk’ van Ibsen of in de komische rol als koning in ‘De wijze kater’ van Heijermans.

Ook privé gaat het hem die eerste jaren voor de wind. Hij trouwt met de dochter van ‘Ome Jan’ van Zutphen, de in die tijd bekende en zeer geliefde socialistische voorman. En hij geniet met volle teugen van zijn nieuwe rol als vader van vier dochters.

De spelers waren arm. Doodgewoon arm

Anton Koolhaas

Lau moet echter hard voor werken voor dit geluk, want het tempo bij ‘Het Schouwtoneel’ is hoog. Het gezelschap speelt in die veertien jaar maar liefst 182 stukken, wat neerkomt op meerdere premieres per seizoen. Ondanks het succes slaat eind jaren twintig de crisis toe, die de culturele sector keihard treft. De kaartverkoop blijft achter, de paar schamele subsidies worden verlaagd en ‘Het Schouwtoneel’ moet noodgedwongen de salarissen van zijn spelers verlagen. 

Een tijd van armoede breekt aan. De schrijver Anton Koolhaas herinnert zich decennia later dat hij Ezerman en collega Jacqueline Royaards in die tijd in een treincoupé ziet zitten:  ‘In een rokerige, ontzettend houten derde klas coupé, samen een koffer op de knieën. Ze waren aan het kaarten, op weg naar Groningen om op de kermis te spelen. Het gezelschap, ‘Het Schouwtoneel’ vermoed ik, was arm. De spelers waren arm. Doodgewoon arm.’

Als ‘Het Schouwtoneel’ in 1933 voor een tweede keer de salarissen moet verlagen, stapt een aantal spelers op. Het gezelschap valt uiteen en een faillissement is onafwendbaar. Lau maakt deel uit van een doorstart onder de noemer ‘Het Nieuwe Schouwtoneel’ dat het drie jaar weet uit te houden.

Lau Ezerman raakt daarna de weg kwijt. Hij speelt een aantal bijrollen in films en neemt zijn toevlucht tot een ander en lichter genre: een seizoen lang maakt hij deel uit van het ABC Cabaret van Louis Gimberg, Wim Kan en Corry Vonk. Het gaat hem goed af, maar het helpt hem nauwelijks. Lau Ezerman zakt langzaam weg in een depressie. 

In interviews uit hij zich vooral verbitterd over het toneel. ‘Het ergste is dat veel gezelschappen niet meer voor de volle honderd procent uit vakmensen bestaan. Er is bijna altijd een aantal niet-toneelspelers bij. Met desastreuze gevolgen’, zegt hij in een van de kranten. 

Stumperig

Hij haalt een voorval aan waarbij een jonge figurant, met slechts de taak om een brief te overhandigen aan acteur Hubert la Roche, een scène ruïneert door zijn onervarenheid. ‘Die jongen deed het zo stumperig, dat La Roche eigenlijk niet meer aan zijn prachtige monoloog hoefde te beginnen, omdat die bij voorbaat al was stuk gespeeld’, vertelt hij.

Een andere teleurstelling voor Lau is het mislukken van zijn steunfonds voor artiesten, O.A.S.E. genaamd. Dat is een afkorting voor Ons Artisten Steunfonds Eendracht en heeft als doel om armlastige acteurs financieel bij te staan. Het begint vol enthousiasme met vijfenzeventig leden, die een contributie van zes gulden per jaar betalen. Maar helaas, na een paar jaar zijn de meeste leden afgehaakt. ‘Jammer, erg jammer’, zegt Lau bitter. ‘Ik had zo graag gezien, dat het fonds in stand kon blijven.’

Lau Ezerman, als jonge acteur (links) en enkele jaren voor zijn dood. Collectie TheaterSentiment

In 1938 viert hij zijn jubileum en wordt hij in het zonnetje gezet, maar de intimi zien dat het steeds slechter met hem gaat. Hij kan het zelfs thuis niet meer vinden en leidt een zwervend bestaan. In het seizoen 1939-1940 speelt hij met Rika Hopper voor gemobiliseerde soldaten en dat brengt hem op 8 januari 1940 naar Soestdijk. 

De ochtend na een optreden is het genoeg geweest. Lau steelt het pistool van een soldaat, wandelt het bos in en slaat de hand aan zichzelf. Hij overleeft het, de artsen vechten voor zijn leven, maar het mag toch niet baten. Een dag na de operatie sterft Lau Ezerman, 47 jaar oud. 

Ik kan nergens meer mijn heil vinden

Lau Ezerman

In het ‘in memoriam’ dat het tijdschrift de Toneelspiegel aan hem wijdt, wordt uit een briefje geciteerd dat Lau een paar dagen voor zijn dood aan de redactie schreef. Daarmee reageert hij op een onderschrift bij een foto die het blad in een eerder nummer publiceerde. ‘Lau Ezerman zoekt zijn heil tegenwoordig bij het cabaret’, luidde het bijschrift. In zijn briefje reageert Lau met de veelzeggende woorden: ‘Ik kan nergens meer mijn heil vinden’. Nu Lau dood is, blijkt pas hoe ernstig hij deze zinsnede bedoelde.

Een paar dagen later begeleidt een lange stoet van vrienden en collega’s de auto met het stoffelijke overschot naar begraafplaats Zorgvlied. Kransen van de Stadsschouwburg en diverse toneelgezelschappen sieren daar de aula, naast de tientallen bloemstukken van vrienden en bewonderaars. 

Onder de aanwezigen bevinden zich prominente figuren uit de toneelwereld, zoals Rika Hopper, Jan Musch en vele anderen. Op de achtergrond klinkt de muziek van de organist, die het Largo van Händel ten gehore brengt, een lievelingsstuk van de overledene.

Rika Hopper neemt als eerste het woord. ‘Ik kan dit niet begrijpen, ik kan dit bijna niet geloven’, spreekt zij. ‘Nog zie ik je daar staan op de planken, een prachtige karakterspeler, met je lach en je eerlijke stem. Dit is alles zo gauw gegaan, te gauw. We moeten ons schikken in ’t onvermijdelijke. Lau, goede kameraad, vind nu eindelijk rust.’

De bijeenkomst wordt afgesloten met een ontroerende toespraak van de oude Jan van Zutphen, die namens de familie spreekt. Met zijn broze stem uit de oude man zijn dankbaarheid aan allen die zijn schoonzoon op zijn laatste tocht vergezellen. De plechtigheid eindigt met de klanken van ‘Ases Tod’ van Grieg, waarna de acteur naar zijn laatste rustplaats wordt gedragen. 

Zo eindigt de zoektocht van Lau Ezerman, onder de bomen van Zorgvlied. Terwijl de afscheidswoorden van Jan van Zutphen nog nagalmen: ‘Waarom tracht onze samenleving toch niet, het kunstenaarschap te bevrijden van de kommer, van de ontzaglijke zorgen? Wat zou een maatschappij zijn zonder kunst, zonder kunstenaars? Waarom laat deze erbarmelijke mensheid de artiest zo strijden?’

Bronnen: Collectie TheaterSentiment, De ToneelSpeigel, jaargang 1940, De ToneelRevue 1938, 1939, 1940, Delpher