Dromen van televisie
Op de jaarbeurs die in maart 1938 wordt gehouden in Utrecht, gebeurt er iets bijzonders, dat niet alleen volop aandacht trekt van de bezoekers, maar ook van de pers. Nederland maakt kennis met een nieuw fenomeen: televisie.
Namens Philips verzorgt pionier Erik de Vries iedere dag een demonstratie van de noviteit. Daar doen tal van bekende artiesten aan mee zoals Fien de la Mar, het jonge duo Johnny en Jones, Han Beuker, Tholen en van Lier, Mariette Serle, May Borghols en het jonge cabaretechtpaar Wim Kan en Corry Vonk. Niet alleen het toegestroomde publiek, maar ook Prins Bernhard, die de beurs opent, blijkt uitermate geïnteresseerd.
Het gebeurt allemaal op de vijfde etage van het gebouw, waar de ‘laboratorium televisieontvanger van Philips in een zaaltje staat opgesteld’, zo meldt het persbericht. De voorloper van ons televisietoestel dus. ‘Dit zaaltje biedt plaats aan honderd personen, die er een televisie-demonstratie kunnen volgen van ongeveer vijf minuten. Voor dat doel zal de zenderwagen buiten het jaarbeursgebouw, vermoedelijk op de Rijnkade, worden opgesteld.’
Elders in het gebouw wordt een studio ingericht. De televisiesterren avant la lettre zijn zorgvuldig uitgekozen. ‘In de studio zullen ongeveer zes artiesten, die wat hun uiterlijk en presentatie betreft zich lenen voor televisie-uitzendingen, de gehele dag optreden.’ Een wet die nog altijd lijkt te gelden.
Als begindatum van de Nederlandse televisie wordt steevast 1950 aangehouden, maar het publiek maakt dus al veel eerder kennis met dit technische vernuft van ‘radio met beeld’ of ‘een bioscoop aan huis’. Sterker nog, al vanaf de vroege jaren twintig maken kranten zo nu en dan melding van experimenten op dit gebied. Eerst in het buitenland – Amerika, Londen en Berlijn – maar vanaf 1930 doet ook Philips in Eindhoven mee aan de wedloop naar ‘tele-visie’, zoals het toen gespeld wordt. Het is aanvankelijk nog een abstract begrip waar geleerden mee aan het stoeien zijn, maar sommigen durven al te voorspellen dat ooit de hele samenleving in de ban zal zijn van het overstralen van beelden. We kunnen met recht zeggen dat die voorspelling is uitgekomen.
Dat de impact van deze naderende ontwikkeling groot zal zijn, wordt in een vroeg stadium erkend. In 1936 stelt de Nederlandse regering zelfs een televisiecommissie in om zich te buigen over de technische, juridische en economische gevolgen die het zal hebben. Ook moet het volk worden klaargestoomd met betrouwbare informatie over wat hen te wachten staat.
Eind jaren dertig krijgt eindelijk het grote publiek kans om kennis te maken met televisie. De demonstraties die van 15 tot en met 24 maart onder leiding van Erik de Vries plaatshebben, trekken veel nieuwsgierigen en de dagen na de opening brengen alle kranten gretig foto’s en sfeerverslagen van dit historische moment.
Het is een teken des tijds, De crisis loopt ten einde en het zijn de jaren van grote, technologische vooruitgang. Het vliegtuig De Uiver vliegt voor het eerst naar Nederlands-Indië, de auto wordt bereikbaar voor het grote publiek, de sprekende film is niet meer weg te denken en de kleurenfilm doet voorzichtig zijn intrede. Terwijl de radio nog maar net is ingeburgerd als massamedium, wordt het publiek al klaargestoomd voor de televisie. Het is uiteindelijk de Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep die de klok wat dit betreft tien jaar stilzet.
De demonstraties zijn een groot succes. Volgens de regisseur verloopt het allemaal prima. Ook de omstanders die het experimentele programma via ‘de ontvangstapparaten’ kunnen gadeslaan, tonen zich dik tevreden, zo meldt De Telegraaf in maart 1938. ‘Het wonder is geen wonder meer, want het wonder is tastbaar en zichtbaar. Op de vijfde verdieping van het Jaarbeursgebouw staan vijf complete televisieontvangtoestellen. Ze zien er zo uit, dat je zou kunnen denken dat ze gewoon mee naar huis te nemen zijn om in de huiskamer te zetten.’
De demonstraties vinden in de ochtend en middag plaats en kunnen telkens worden bekeken door honderd mensen. De journalist doet op lyrische wijze verslag van wat hij heeft gadegeslagen. ‘Vijf ontvangers, die zo perfect werken, dat het moeite kost zich er inderdaad van te vergewissen, dat het nog maar experimenten zijn wat men ziet. De televisie-demonstraties van Philips zijn werkelijk een verrassing, zowel wat betreft de kwaliteit van het beeld als de beperkte grootte van de ontvanger.’
Toch hoeft het publiek voorlopig niet naar de winkel te rennen, benadrukt de scribent. ‘Niettemin – en in de Philips-demonstratiezaal wordt er uitdrukkelijk voor gewaarschuwd – moet men niet denken, dat, alhoewel het wonder er thans is, de toepassing voor de alledaagse praktijk reeds zou zijn gevonden.’ Nog even geduld dus.
Het is al met al een technisch hoogstandje en de verslaggever imponeert zijn lezers met diverse details. ‘Op de Rijnkade staat de blauwe televisietrein. In de verbindingsgang tussen het Jaarbeursgebouw en de nieuwe machinehal bevinden zich de studio en de zender, die opneemt met een iconoscoop-camera in de studio, die verlicht is met super-hogedruk kwiklampen. Het ontvangtoestel voor beeld- en geluidssignalen met gecombineerde radio en televisie-ontvanger, heeft een beeldprojectie van maar veertig bij vijftig centimeter.’
Het resultaat van dit alles blijkt verbluffend. ‘Als men op de vijfde verdieping komt, staat men letterlijk verstomd. Inderdaad, het beeld is klein, maar bij de proefuitzending. die maandagmiddag is gehouden, bleek dat men het gelaat van de beweeglijke Wim Kan en Corry Vonk zeer duidelijk kon zien. Omdat het beeld, dat men op het kleine projectievlak zag niet verschilt met het beeld, dat men in een bioscoop kan aanschouwen. Uiteraard is het geluid hetzelfde als dat van een normale radio.’
Voor de artiesten die meedoen is het behoorlijk wennen. ‘Het is buitengewoon moeilijk om je te concentreren’, laat Wim Kan na afloop weten. ‘Er staat een mijnheer voor je met een heel grote camera en je bevindt je in een heel kleine ruimte, waarin je je ternauwernood kunt bewegen. Je weet ook niet welk deel van je op het doek verschijnt. Je weet niet of je het goed doet. Je weet niet of je het verkeerd doet. Je tast maar in het duister.’
Wim Kan (27) is een jonge cabaretier die in 1936 met zijn echtgenote Corry Vonk het vernieuwende ABC-cabaret heeft opgericht. Hij is net als het duo Johnny en Jones de vertegenwoordiger van de nieuwe generatie onder de deelnemers. Ondanks de onzekerheden vindt hij het een grote eer om voor de demonstraties gevraagd te worden. ‘Wij hebben het reuze leuk gevonden, dat wij de eersten waren die bij een proefuitzending voor de televisie in het openbaar mochten optreden. Maar makkelijk is het niet geweest. Bij een film kan men het resultaat na afloop bekijken en een scène overspelen als blijkt dat het fout is geweest, maar zo is het niet bij de televisie.’
Corry Vonk is allerminst blij met haar televisiedebuut. Ze raakte haar tekst kwijt. Midden in een gedicht is ze blijven steken, terwijl ze naar eigen zeggen het vers al honderden keren op het podium had gedeclameerd. ‘Het is ook geen werken’, meldt ze ietwat zuur. ‘Met een dikke laag gele schmink op je gezicht zit je in een klein hokje. Daar staat een mijnheer met een groote lens op je gericht. Je moet in de lens kijken. Je moet op de microfoon letten. Er staan allerlei mannen om je heen en bovendien kijken door de ruiten van de studio met open mond allerlei voorbijgangers naar je.’
‘Daarbij voelt tijdens het gedicht van de Gulzigaard mijn buik opgepompt’, gaat ze verder. ‘Ik voelde een knoop in de slang komen. Ik zag al die open monden, ik zag de lens, ik zag de microfoon, ik zag de meneer, die de filmcamera hanteerde. Ik zag alle mensen om mij heen en toen is ik waarachtig vergeten hoe het gedicht verder ging. Het is ook zo moeilijk om je te concentreren in deze kleine studio, maar dat hindert allemaal niets. Morgen, dat heb ik met mijn man afgesproken, treden wij om de beurt op en dan gaan wij om de beurt eens kijken op de vijfde verdieping bij de ontvangapparaten hoe of het overkomt, want dat hebben wij nog niet eens gezien.’
Na de Jaarbeurs van 1938 is televisie niet meer te stoppen. Erik de Vries trekt door Europa om overal demonstraties te geven. In de Verenigde Staten beginnen rond die tijd al de eerste uitzendingen, maar in Nederland en de rest van Europa wordt de ontwikkeling helaas stilgezet door de oorlogsjaren. De Duitse bezetting trekt een streep door het plan van de televisiecommissie om met proefuitzendingen te starten.
De Vries is in Sarajevo als Nederland wordt binnengevallen. Hij weet te vluchten naar Nederlands-Indië, waar hij zich even veilig waant, totdat de Japanners de kolonie veroveren. Hij belandt in een interneringskamp, waar hij Wim Kan weer tegenkomt, die met zijn vrouw op tournee is in Indië als de oorlog uitbreekt.
Beiden overleven de verschrikkingen. Net als de televisiedroom, want in 1950 gebeurt eindelijk het langverwachte: de televisie doet zijn officiële intrede in ons land, nog altijd met regisseur Erik de Vries als kartrekker en pionier. Maar ook de deelnemer van het eerste uur, Wim Kan, schrijft televisiegeschiedenis als de grondlegger van de oudejaarsconferences, die miljoenen mensen aan de buis gekluisterd houden. Dat alles begint dus in de Jaarbeurs, op die dagen in maart, in het felle licht, voor de ogen van honderd verbaasde omstanders en met een knoop in de maag.