Eduard Verkade onder vuur
De Amsterdamse Stadsschouwburg baadt in het licht van hoge booglampen, terwijl een ijzige oostenwind over het Leidseplein waait. Voor de ingang van het theater joelt een menigte naar bezoekers die naar binnen proberen te gaan, terwijl stinkbommen in de foyer ontploffen. Achter de coulissen probeert regisseur Eduard Verkade te redden wat er te redden valt. De toneelstaking van 1920 is begonnen, en als artistiek leider van de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Toneel (KVHNT) bevindt hij zich in het oog van de storm.
De toneelwereld in crisis
Het is 5 januari 1920. De toneelwereld verkeert in een diepe crisis. Voor het publiek zijn toneelvoorstellingen een geliefde vorm van vermaak, maar achter de schermen werken toneelspelers onder erbarmelijke omstandigheden. Ze zijn vaak negen maanden per jaar onderweg, spelen in tochtige provinciezalen en moeten zelf hun kostuums betalen. Pensioenregelingen bestaan niet, en veel acteurs belanden na een leven op de planken in armoede.
De Nederlandsche Toneelkunstenaarsvereeniging (NTKV), opgericht in 1911, probeert de situatie te verbeteren. In 1917 introduceert bestuurslid Hein Harms een plan voor een pensioenfonds, gefinancierd door een kleine toeslag op de kaartverkoop en bijdragen van de acteurs zelf. De Bond van Directeuren van Openbare Vermakelijkheden (BDOV), de vereniging van theaterdirecteuren, weigert echter mee te werken. Zij zien het plan als een bedreiging voor hun controle over de sector.
Een machtsstrijd ontbrandt
De spanningen bereiken een hoogtepunt aan het einde van 1919. Tijdens een drukbezochte ledenvergadering op kerstavond stelt de NTKV een ultimatum: als de directeuren niet vóór 4 januari 1920 akkoord gaan met hun eisen, leggen de acteurs het werk neer. De eisen omvatten niet alleen de eerder voorgestelde pensioenregeling, maar ook een minimumloon van 120 gulden per maand en een verblijfsvergoeding van acht gulden per nacht als de toneelspelers op tournee zijn.
Eduard Verkade staat als artistiek leider van het Nederlandsch Toneel en voorzitter van de BDOV in het middelpunt van de strijd. Hij begrijpt de noden van de toneelspelers, maar verzet zich tegen de inmenging van de bond in artistieke zaken. ‘De stakers wilden de regisseur en de directeur hun macht ontnemen’, verklaart hij later. Ondanks zijn sympathie voor de toneelspelers kiest Verkade uiteindelijk de kant van de directeuren.
Zijn sympathie voor de toneelspelers wordt beaamd door zijn naasten. Zijn vrouw herinnert zich later: ‘Het merkwaardige was dat hij juist degene is geweest die de salarissen een stuk omhoog heeft gebracht. Terwijl hij altijd heeft moeten worstelen met de financiën. Hij vond gewoon dat zijn acteurs in staat moesten zijn boeken te kopen en zich goed te kleden. Maar hij kon die goede bedoelingen niet altijd waarmaken zonder subsidie.’
Acteur Kommer Kleyn, goede vriend van Verkade, herinnert zich hoe Verkade zelfs in moeilijke tijden rechtvaardig bleef. ‘Ik verdiende vijftig gulden per maand toen ik bij hem begon in 1915. Bij de volgende uitbetaling bleek dat ik tachtig gulden kreeg. Ongevraagd! Dat was voor die tijd een flinke opslag voor een debutant.’
De Toneelstaking barst los
Ondanks het begrip voor de acteurs, houdt Verkade zijn poot stijf. Op 5 januari 1920 breekt de onvermijdelijke staking uit. Het geplande hoogtepunt van het toneelseizoen, de traditionele opvoering in de Amsterdamse Stadsschouwburg van Gijsbrecht van Aemstel, wordt geannuleerd.
Verkade probeert de voorstelling te redden door een alternatief stuk, De Gardeofficier, op te voeren met een kleinere cast. Maar de avond eindigt in chaos. Stinkbommen en tumult vanuit het publiek overschaduwen de voorstelling. Stakende acteurs roepen bezoekers op om solidair te zijn en de zaal te verlaten. Pamfletten dwarrelen naar beneden met de oproep: ‘Steunt de toneelspelers in hun rechten. Verlaat de zaal!’
Ondanks de onrust blijft Verkade doorgaan. Hij wil zijn gezelschap niet laten kapseizen, maar de spanningen zijn voelbaar, zowel binnen als buiten het theater.
Eduard Verkade: een complexe leider
De staking gaat niet alleen over sociale onrust, maar legt ook diepere artistieke scheuren bloot binnen het Nederlandsch Toneel. Verkades leiderschap wordt al enige tijd fel bekritiseerd door zijn eigen acteurs.
De jonge Verkade begint zijn carrière aanvankelijk als kunstschilder, maar raakt al snel gefascineerd door het theater. Hij ontwikkelt zich tot een voorvechter van vernieuwende speelstijlen, geïnspireerd door Konstantin Stanislavski en Max Reinhardt. Verkade breekt met de bombastische, pathetische acteerstijl van de negentiende eeuw en introduceert een introspectieve en naturalistische aanpak.
Verkade (geheel rechts) tussen zijn spelers in 1918. In het midden Theo Mann-Bouwmeester. Collectie Het Leeven
Sinds 1915 is hij artistiek leider van de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Toneel, waar hij jong talent aantrekt en artistieke vernieuwingen doorvoert. Zijn perfectionisme en vernieuwende visie maken hem geliefd bij sommige acteurs, maar brengen hem ook in conflict met traditionele gezelschappen en oudere sterren zoals Louis Bouwmeester en Theo Mann-Bouwmeester.
Deze spanningen worden pijnlijk zichtbaar tijdens de staking. De oudere acteurs kiezen de kant van de stakers.
Escalatie en politiebewaking
De staking houdt wekenlang aan en er ontstaan grimmige situaties. Acteurs blokkeren theaters en verstoren voorstellingen van stakingsbrekers. In sommige gevallen moet de politie worden ingeschakeld om de orde te handhaven.
Mevrouw Verkade herinnert zich hoe haar man onder politiebewaking naar de schouwburg werd gebracht om door te gaan met voorstellingen. ‘Onze kinderen vonden het prachtig. Ze stonden op het balkon te kijken hoe hun vader werd opgehaald’, vertelt ze. De staking zorgt niet alleen voor chaos in de theaters, maar ook voor verwarring bij het publiek. Veel bezoekers weten pas op het laatste moment of een voorstelling doorgaat, wat leidt tot dalende inkomsten en een verslechterde reputatie voor de theaters.
De gemeente grijpt in
De Amsterdamse burgemeester Jan Willem Tellegen probeert te bemiddelen tussen de toneelspelers en de bond van directeuren. In februari 1920 worden enkele eisen van de stakers ingewilligd, zoals loonsverhogingen en verblijfvergoedingen. Een pensioenregeling blijft echter uit.
De directeuren nemen wraak door stakende acteurs te weren of hen op een zwarte lijst te plaatsen, wat het moeilijk maakt om nieuw werk te vinden. Deze maatregelen verlengen de staking tot mei 1920 en veroorzaken tot lang daarna een diepe wrok onder een grote groep acteurs.
Toneelstakers in actie in Amsterdam. Collectie Het Leeven.
Op de achtergrond speelt een andere strijd. Verkade’s termijn als vaste bespeler van de Stadsschouwburg loopt af, en er zijn twee rivalen: Herman Heijermans en Willem Royaards. Uiteindelijk wordt Royaards gekozen als opvolger, wat een zware klap is voor Verkade’s carrière.
Een bittere nalatenschap
De staking laat diepe wonden na. De relatie tussen Verkade en zijn acteurs is ernstig beschadigd, en het gezelschap belandt in financieel zwaar weer. Verkade verliest zijn positie bij de Stadsschouwburg en vertrekt naar Engeland om daar Hamlet te regisseren.
Toch blijft Verkade een invloedrijke figuur in de Nederlandse theaterwereld. Zijn pleidooi voor introspectieve speelstijlen en artistieke vernieuwing heeft blijvende invloed gehad. Maar de toneelstaking van 1920 wordt ook herinnerd als een pijnlijk moment waarop idealen botsten met sociale en politieke realiteiten.
De betekenis van de toneelstaking
De toneelstaking van 1920 markeert een keerpunt in de Nederlandse theatergeschiedenis. Het dwingt de sector om de positie van toneelspelers te verbeteren en luidt het definitieve einde in van de traditionele negentiende-eeuwse speelstijl.
Hoewel Verkade een zware persoonlijke nederlaag lijdt, is zijn invloed op het Nederlandse toneel achteraf bezien van grote waarde. Zijn verhaal toont hoe sociale strijd, persoonlijke ambities en artistieke idealen kunnen botsen, maar ook hoe ze uiteindelijk de weg vrijmaken voor vernieuwing en vooruitgang.