Een uurtje gelukkig te zijn
Hij staat met beide benen in deze tijd, maar weet zijn publiek toch een avond lang mee te nemen naar de jaren dertig en veertig. Met verhalen en de liedjes van toen. In de voorstelling ‘Een uurtje gelukkig te zijn’ is amuseur Ken Besuijen op zijn best. Een verhaal met een lach en een traan.
De 28-jarige Meppeler woont inmiddels al enige jaren in Amsterdam. Hij werkt als leraar Engels op een middelbare school, maar in alle tijd die overblijft is hij artiest. Het oude repertoire past hem als een jas. Eerder bracht hij voorstellingen op de planken over Wim Sonneveld en onlangs stond hij in het Torpedo Theater met het repertoire van Pisuisse, Dirk Witte en Koos Speenhoff.
In een ‘Uurtje gelukkig te zijn’, vanaf mei op de planken, wordt hij begeleid door het Bob Scholte orkest, onder leiding van Edwin Paarlberg. Ken deed de research en schreef de verbindende teksten, waarbij regisseur Loes Hegger hem bijstond om er echt spreektaal van te maken. Tussen de laatste repetities door, maakt hij tijd om een paar prangende vragen te beantwoorden.
Wat wil je vertellen met deze voorstelling?
‘Ik probeer in de voorstelling een beeld te geven met welke muziek de mensen zichzelf in de jaren dertig en veertig op de been hielden. Wie de artiesten waren die deze muziek maakten en hoe het met ze is afgelopen, want het gaat veelal ook over joodse artiesten, zoals Bob Scholte, Johnny en Jones en componist Max Tak. Een belangrijke opdracht in een tijd dat veel jongeren niet meer weten wat de holocaust is en hoe verschrikkelijk het was.’
Er is veel om uit te kiezen. Welke keuzes heb je gemaakt en waarom?
‘Het was echt een kwestie van ‘kill your darlings’. De voorstelling duurt ruim een uur, maar het had zomaar het dubbele kunnen zijn. Iedereen kan een boel liedjes uit die tijd verzamelen en achter elkaar plakken in een voorstelling, maar ik heb vooral geprobeerd een eigen invalshoek te brengen. Om die reden heb ik veel onderzoek gedaan, ontzettend veel boeken doorgespit, met mensen gesproken die die tijd hebben meegemaakt, zoals twee van mijn grootouders die nog leven. En van daaruit heb ik liedjes gekozen die significant zijn voor die jaren. De nummers verbind ik aan het verhaal van de Nederlanders in die tijd. Er zitten natuurlijk veel bekende stukken tussen, zo begin ik met ‘Breng eens een zonnetje onder de mensen’, dat onder meer door Bob Scholte gezongen is. Een leuke meezinger, maar het lied had echt een dieper doel. In de jaren dertig was een kwart van de bevolking werkloos en wie wel werkte, had meestal niet veel te besteden. Dit lied stak een hart onder de riem, met de boodschap dat het leven heus niet zo kwaad was.’
Alleen de evergreens?
‘Ik zing ook minder bekende nummers, zoals ‘Jodenkind’ van Louis Davids. Mijn mond viel open van verbazing toen ik erachter kwam dat het al in 1931 is geschreven, nog voor Hitler dus. Als je de geschiedenis induikt, kom je erachter dat antisemitisme voor die tijd al welig tierde en de jodenvervolging eigenlijk al veel langer aan de gang was.’
Wat zit er van jou in de voorstelling?
‘Ik ga chronologisch de geschiedenis door, vertel over de liedjes, de artiesten en hoe het op mij als 28-jarige anno 2023 overkomt. In die zin is het een persoonlijke voorstelling, is het ook mijn verhaal. Het lot van de artiesten, dat heeft ontzettend veel indruk op me gemaakt. Bob Scholte die vrouw en kinderen verloor in de kampen, Johnny en Jones die van uitputting gestorven zijn in Polen. Ik heb veel met joden gesproken over deze voorstelling, over hoe ik me moet uitdrukken. Zij hebben me op het hart gedrukt dat je niet moet praten in termen als ‘omgekomen’. De mensen zijn vermoord, zo is het gewoon.’
Max Tak (links). Merkelbach/Stadsarchief Amsterdam. En Bob Scholte (rechts). Collectie TheaterSentiment
Waar komt de liefde voor het oude repertoire vandaan?
‘Ik ben van kinds af aan met theater bezig, met optreden en typetjes spelen. Ik kwam als jochie vaak bij mijn grootouders, daar werd dit soort muziek veel gedraaid. Sindsdien ben ik een liefhebber. Ik wil niet over melancholie spreken, maar er zit wel een soort verlangen in die muziek die me een warm gevoel geeft. Er werd aandacht besteed aan uiterlijke verzorging, de artiesten waren altijd mooi aangekleed, aan de compositie en de teksten zijn goed te verstaan. Daarnaast is het vaak ook lollig en de vocabulaire is anders dan nu. Al dat kneuterige en de alledaagse verhaaltjes in muziek, dat maakt dat ik me er zo mee amuseer. Het is recht voor zijn raap, het is wat het is.’
Wat is jouw favoriete onderdeel van de voorstelling?
‘Dat is de medley die we hebben gemaakt van de soldatenliedjes van Max Tak en Alex de Haas. Uit films als ‘Het meisje met de blauwe hoed’. Hele vrolijke marsmuziek en dat vind ik enig. Ik raakte enorm verheugd toen ik er tijdens het onderzoek achter kwam dat ik ook daaruit kon kiezen. Het past perfect. Net als al die andere pareltjes die ik vond. Ik wil mensen een verhaal vertellen, maar ook amuseren. Ik blijf, zoals Sonneveld het noemde, een amuseur. Met deze medley krijg ik dat sowieso voor elkaar.’
Had je nooit beroeps willen worden?
‘Als kind had ik die droom en die is er nog steeds. Maar aan de andere kant: ik leef die droom. Ik mag optreden en dat maakt me gelukkig. Uiteraard kan ik meer dan het oude repertoire brengen. Ik weet dat ik veel in mijn mars heb, als ik maar de juiste mensen tegenkom. Als John van Eerd weer een mooie klucht gaat schrijven, pas ik daar naadloos in. Ik zit er wel ontspannen in hoor, lesgeven vind ik heel mooi om te doen en het heeft ook voordelen dat ik er als artiest niet van hoef te leven. Ik hoef niet zomaar alles aan te nemen om rond te komen.’
In hoeverre pas je in deze tijd? Of had je liever vroeger geleefd?
‘Ik sta met beide benen in 2023. Ik ontmoet veel mensen die in kleding lopen uit de jaren dertig en hun huis zo inrichten, maar die toch graag in deze periode leven en er moderne waarden op na houden. Vintage lifestyle, but not vintage values, zegt men dan. Dat past ook bij mij. Ik vermaak me ontzettend met de mogelijkheden die deze tijd biedt. De mensen van toen werkten zes dagen per week en gingen hooguit twee keer per jaar een dagje naar Zandvoort. Nu kunnen we uit eten wanneer we willen of we gaan op citytrip, daar geniet ik ook van. Het is ‘best of both’. Blij om in deze tijd te leven en kennis te hebben van toen.’
Stel, je kan een uurtje terug naar 1939, waar ga je dan naartoe?
‘Dan zou ik naar Tuschinski gaan, naar La Gaité, het cabaret boven de grote bioscoopzaal. Het lijkt me heerlijk om die sfeer te proeven. Daar kwam je de artiesten tegen, dat was de plek om heen te gaan voor iemand als ik.’
Waar en wanneer kunnen we de voorstelling zien?
‘We treden met ‘Een uurtje gelukkig te zijn’ twee keer op. Op 3 mei bij de Liberale Joodse Gemeente in Amsterdam en een dag later in Theater Crea, na de dodenherdenking. Ik hoop niet dat het daarbij blijft, we zijn druk bezig om andere partijen geïnteresseerd te maken, zodat we vaker kunnen spelen. Drie keer in de week is niet nodig, want ik werk ook nog, maar drie keer in de maand zou al leuk zijn.’