Een vader om nooit te vergeten
Op zaterdag 26 november 1927, om acht uur in de avond, verandert het leven van de zevenjarige Jenneke voorgoed. Op het Rembrandtplein in Amsterdam jaagt de 29-jarige Tjakko Kuiper kogels door het lijf van haar beroemde ouders, de cabaretier Jean Louis Pisuisse en zijn vrouw Jenny Gilliams. Het meisje blijft achter als wees, toch duurt het nog jaren voordat ze de ware toedracht verneemt.
Het is een van de meest geruchtmakende moordzaken uit de twintigste eeuw, die nog decennia lang doordreunt. Een crime passionel in het hart van Amsterdam, die een einde maakt aan het leven van de kleinkunstenaar en zijn vrouw. De kranten staan er wekenlang vol mee, maar die worden allemaal weggehouden van Jenneke en haar vier jaar oudere broertje Freddy, uit een eerdere relatie van haar moeder.
Jenneke is nu Jenny Pisuisse, een hartelijke en krasse dame van 101 jaar oud die in een verzorgingshuis in Deventer woont. Ze staat nog midden in het leven en toont een volle agenda, want ze heeft veel aanloop. ‘Krijg je alweer een journalist op bezoek’, klaagt haar zoon, als ze hem die ochtend aan de lijn heeft. Jenny lacht erom, ze vindt het fijn om over haar leven en haar ouders te vertellen.
De herinneringen aan die jaren liggen nog helder in haar geest verankerd. Het is bijzonder om haar te horen vertellen, alsof je door de ogen kijkt van dat kind van toen. De zondagochtend na de aanslag wordt ze nietsvermoedend wakker, tot er een bezoeker voor de deur staat. ‘Paul Collin, die deel uitmaakte van het gezelschap van mijn vader, kwam bij ons thuis en nam ons apart’, herinnert ze zich. ‘Ik moet jullie wat vertellen, zei hij. Jullie ouders hebben een auto ongeluk gehad. Freddy riep: ‘Ze hebben helemaal geen ongeluk gehad, want de auto staat buiten.’ Toch hebben ze niets over de moord gezegd.’
Jenny praat liefdevol over haar ouders. ‘Voor een meisje van zeven is moeder de allerliefste. Ik was ook dol op mijn vader. Een lieverd. Hij verwende me heel erg. Ze waren er niet vaak, maar als ze er waren was het heerlijk. Ik mocht naast hem zitten aan tafel als we aten. Ik was trouwens geen grote eter, ik gaf stiekem hapjes aan het hondje dat aan mijn voeten lag.’
In het appartement is haar beroemde vader nadrukkelijk aanwezig. Aan de wand hangt een getekend portret, gedateerd 1916. ‘Dat heeft mijn vader zelf getekend, van een foto’, zegt Jenny. Op het dressoir staat een ingelijste foto met daaronder een geschreven opdracht. ‘Aan mijn goede engel, van Swiep.’ Die opdracht is niet aan Jenny gericht, maar aan Fie Carelsen. De actrice is de tweede vrouw van Pisuisse, met wie hij een gepassioneerde liefdesrelatie heeft en in 1913 trouwt. Toch verlaat ‘Swiep’ haar na enkele jaren voor de jonge Vlaamse actrice Jenny Gilliams, met wie hij in 1920 een dochter krijgt. Het hart van Carelsen is gebroken, maar Pisuisse zal altijd haar grote liefde blijven.
Stiefmoeder
Als Pisuisse vader wordt van Jenneke, wil Fie Carelsen aanvankelijk niets van het kind weten. Later sluit ze haar toch in haar armen. ‘Ze zei altijd. Ik heb er zo’n spijt van dat ik jou niet heb geaccepteerd toen jouw vader nog leefde. Pas na de dood van mijn ouders kreeg ik contact met Fie en dat werd een hele dierbare vriendin. Een soort stiefmoeder. Zelf had ze geen kinderen. Ze accepteerde mij als een dochter. Tante Fietje zei altijd: ‘Dat heb je van je vader’. Maar toen ik ouder werd zei ze steeds: ‘Wat lijk je toch op je moeder’. ‘Dat moet naar voor u zijn’, antwoordde ik dan. ‘Ach kind, welnee, het is al zo lang geleden’.’
Hoewel ze warme herinneringen heeft aan haar vader en moeder, heeft Jenny naar eigen zeggen nooit echt een ouderlijk huis gehad. ‘Ik had geen gewone ouders. Ze waren er niet zo vaak, traden op in het hele land en verbleven dan in hotels. Ik had wel een hele lieve kinderjuffrouw, Vouke. Ik was verknocht aan haar. Mijn ouders zijn ook op tournee naar Indië geweest, dat was toen het einde van de wereld en ze bleven maanden weg, ondertussen woonde ik bij bij mijn oom en tante in huis. Mijn vader stuurde me dan kaarten en briefjes met grapjes op.’
Pisuisse staat in die jaren op eenzame hoogte. De vader van het Nederlandse cabaret wordt hij genoemd. Een erudiete persoonlijkheid, die geen plat amusement brengt, maar cabaret op hoog niveau volgens de Franse en Duitse traditie. Pisuisse is verslaggever bij het Algemeen Handelsblad als hij in 1907 met zijn collega Max Blokzijl als straatmuzikant door Europa trekt. Hun reportages bundelen ze in een boek.
Blokzijl keert terug naar de journalistiek, Pisuisse blijft optreden en vormt een gezelschap waarmee hij langs de theaters trekt. Ze brengen liederen uit heel Europa, maar ook eigen werk. Zaankanter Dirk Witte wordt de vaste tekstschrijver van Pisuisse en die samenwerking levert onvergetelijke liederen op als ‘M’n eerste’, ‘De Peren’ en natuurlijk ‘Mens durf te leven’, dat het onsterfelijke lijflied wordt van de cabaretier. Naast zanger is Pisuisse ook een uitstekende conferencier, die zijn publiek in vele talen kon vermaken.
Hoe jong ze ook is, Jenny is zich bewust van de ongewone situatie. ‘Als ze op school vroegen ‘Wat doet je vader?’, dan zei de een: ‘Mijn vader is tandarts’, de ander zei: ‘Mijn vader is dokter’. Ik zei: ‘Mijn vader is beroemd.’ We woonden in een prachtig huis aan de Frankenslag in Den Haag. Er kwamen veel artiesten over de vloer, om te repeteren. Dat waren allemaal ooms en tantes voor me. Ik zie ze nog voor me. Paul Colin, Henk Stuurop en Rody Roeters.’
Ze is de laatst nog levende persoon die haar vader heeft zien optreden. Ze vertelt erover in het boek dat ze rond 1980 over haar vader schrijft. ‘Op een middag zijn Freddy en ik met Vouke naar Theater Diligentia gegaan in Den Haag. We mochten helemaal vooraan zitten in het donker. Op het toneel was er veel licht en en ik zag ze allemaal: Oom Rodi en mijn vader, die een mooie zwarte mantel aan had. Ze zongen liedjes en als pappa iets zei, begonnen de mensen hard te lachen.’
Hoewel Pisuisse succesvol is, blijft het ploeteren om een gezelschap overeind te houden. Een bestaan dat hij zijn dochter niet gunt. ‘Ik heb nooit de behoefte gehad om de kleinkunst in te gaan’, zegt ze. ‘Dat mocht van mijn vader niet. Ze waren een keer aan het optreden en zaten in de pauze in de kleedkamer. Ik mocht erbij zijn en snuffelde overal rond. Er klonk muziek en ik ging dansen. En mijn vader vroeg mijn moeder, waar ik gebleven was en waarom de mensen zo hard klapten. Hij kwam kijken en zag mij op podium staan dansen. Ik was toen nog maar een een jaar of vijf. Mijn vader sleurde me van de bühne af. ‘Jij mag nooit op toneel’, riep hij. Ik begrijp dat wel, het was in die jaren een zwaar bestaan.’
Freddy en ik vonden Tjakko Kuiper een vreselijke man
Jenny Pisuisse
Ondertussen zijn er ook spanningen thuis. De relatie tussen Pisuisse en zijn jongere vrouw is stormachtig. De vrouw krijgt een relatie met de jonge Friese zanger Tjakko Kuiper, met wie ze in de voorstelling een liefdesduet zingt. ‘Freddy en ik vonden het een vreselijke man’, vertelt Jenny. ‘Soms kwam hij bij ons thuis en liep hij zo door naar de slaapkamer van mijn moeder. Op die leeftijd hadden we al door dat zoiets niet hoort.’
Pisuisse ontdekt de relatie en Jenny herinnert zich hoe hij Tjakko van de trap af sleurt en uitscheldt. Haar moeder wordt voor het blok gezet en kiest voor haar echtgenoot. Tjakko kan deze breuk niet verkroppen en zint op wraak. Hij koopt een pistool en op een gure novemberavond verschuilt hij zich in het plantsoen op het Rembrandtplein in Amsterdam, achter het beeld van de schilder. Jean Louis en zijn vrouw dineren in het Schillerhotel. Later op de avond zullen ze optreden in Milles Colonnes aan de overkant.
Tjakko laat een briefje bezorgen aan Jenny. Hij wil met haar praten. Zij laat het briefje zien aan haar man en laat het vervolgens terugbrengen met de mededeling: ‘Geen antwoord.’ Als Pisuisse en zijn echtgenote na het diner door het plantsoen naar de overkant van het plein lopen, springt Kuiper achter het standbeeld vandaan. Als Pisuisse ziet dat hij een revolver in zijn hand heeft, pakt hij zijn vrouw beet en begint om hulp te roepen. ‘Politie, politie. Hij schiet.’
Op slag dood
Het uitgaanspubliek wordt opgeschrikt door een aantal schoten. Pisuisse en zijn vrouw storten ter aarde. Daarna richt Kuiper het pistool op zichzelf. Hij is op slag dood, Pisuisse en zijn vrouw leven nog en worden naar het politiebureau aan de Halvemaansteeg gebracht. Pisuisse is door drie kogels getroffen. Hij heeft een schot onder het hart, een in zijn rechterzij en een in de linkerarm. Jenny Gilliams heeft een schotwond links boven het hart opgelopen.
Pisuisse en zijn vrouw zijn beiden nog heel even aanspreekbaar. Ze verklaren tegenover de politie dat Tjakko de schoten heeft gelost. Maar vlak nadat Pisuisse naar zijn vrouw heeft gevraagd, verliest hij het bewustzijn. De toegesnelde doktoren kunnen niets meer voor hem doen en hij sterft. Jenny wordt overgebracht naar het ziekenhuis, maar vlak voor de operatie overlijdt ook zij.
De beide artiesten krijgen een grootse uitvaart, maar Jenny en haar broertje mogen daar niet bij zijn. ‘Freddy en ik moesten in de auto blijven’, herinnert Jenny zich. ‘Tot er een man met een hoge hoed kwam, die ons meenam. We stapten uit en kwamen in een grote tuin met bloemen. Zo kwam het op mij over. Dat was de begraafplaats Oud Eik en Duin.’
Niemand wil Jenny vertellen hoe haar ouders zijn vermoord. Haar broertje Freddy wordt ondergebracht bij zijn vader in België, Jenny vindt een huis bij haar oom en tante. De laatste is een zuster van haar vader. ‘Hele degelijke en keurige mensen uit Den Haag. Mijn oom was ambtenaar en tante was onderwijzeres. Die wilden niets met de wereld van kunst te maken hebben. Er werd over mijn ouders gesproken, maar niet als artiesten. We gingen geregeld naar het graf om bloemen te leggen.’
Ze krijgt vaak te horen dat ze door de moord op haar ouders wel een hele moeilijke jeugd moeten hebben gehad. Niets is minder waar. ‘Ik heb het heerlijk gehad. Vergeet niet dat mijn ouders zo vaak weg waren, dat ik het gewend was om ze weinig te zien en om bij mijn oom en tante te zijn. Ze waren heel lief voor me.’
Met de handschoen
In de zomers logeert Jenneke bij haar grootouders in Antwerpen, waar ze Freddy weer in de armen sluit, maar ook daar wordt met geen woord over het drama gerept. ‘Ik vind het achteraf wel verstandig hoor, dat ze de kranten bij me weg hielden’, zegt Jenny nu. ‘Een jongetje op school zei: ‘Jenneke haar ouders zijn doodgeschoten’. Ik zei: ‘Welnee, hoe kom je daarbij? Ze hebben een auto ongeluk gehad.’ Dat heb ik jarenlang volgehouden.’
Op het gymnasium in Den Haag kan Jenny haar talent kwijt. Ze doet mee aan theaterstukken en het maakt haar trots als de mensen zeggen dat ze op haar vader lijkt. Ze wordt verliefd op de regisseur van de schooltoneelstukken. Hij vertrekt naar Indië en ze trouwen op afstand, ‘met de handschoen’, zoals dat heet. Jenny is pas negentien en na het examen volgt ze haar echtgenoot direct naar de andere kant van de wereld, waar ze moeder wordt van een zoon.
Het is een heerlijke tijd, ze is dol op haar man, maar het geluk duurt kort. Als de Japanners Nederlands-Indië bezetten worden de geliefden van elkaar gescheiden en komen ze in aparte interneringskampen terecht. De manier waarop ze terugkijkt op haar verleden, tekent haar enorme positieve levensinstelling .‘Ik heb drieënhalf jaar in dat Jappenkamp gezeten op Borneo met allemaal vrouwen en kinderen’, vertelt ze. ‘Het klinkt gek, maar het was best een fijne tijd. Ook mijn zoon heeft er goede herinneringen aan. Hij was enigst kind en in het kamp zaten allemaal andere vriendjes om mee te spelen. Wij hadden ook nog eens het geluk dat onze bewakers best aardige mensen waren.’
Hoe vertel je een kind dat haar moeder een minnaar had
Jenny Pisuisse
In het kamp hoorde ze pas wat er zich echt had afgespeeld op die novemberavond in 1927. ‘Ik vroeg aan een vriendin of ze wel eens had gehoord van mijn ouders. Natuurlijk, zei ze. ‘Weet jij dan wat er met ze gebeurd is?.’ Toen vertelde ze me het hele verhaal. Dat mijn familie dat voor me had achtergehouden, begreep ik wel. Het is moeilijk om tegen een kind te zeggen dat haar moeder een minnaar had. Alleen al dat woord al.’
Als de oorlog voorbij is, verneemt ze dat haar man het niet heeft overleefd. Hij is terechtgesteld door de Japanners. Ze keert terug naar Nederland. Met niets. ‘De Japanners hadden alles verbrand. Boeken, spullen, maar ook de herinneringen aan mijn ouders.’ Wat ze nu nog aan tastbare herinneringen heeft, kreeg ze van tante Fie en haar broer Jack en zus Eline, uit het eerste huwelijk van haar vader.
Na de oorlog keert Jenny terug naar Nederland en pakt het leven weer op. Ze komt in de journalistiek terecht, schrijft over cabaret en theater en publiceert een boek over actrice Fien de la Mar. Haar jeugdherinneringen verwerkt ze in een boek over haar vader, dat een groot succes wordt. ‘Ik mag niet mopperen over mijn leven’, zegt ze stellig. ‘Ik ben een levensgenieter. En van die kampjaren heb ik nooit last gehad. Als je jong bent, denk je: er komt wel weer een eind aan. En dat gebeurde ook en dan begint er weer een nieuw leven. Ik had geen man meer, maar wel hele fijne vrienden en vriendinnen.’
Toen ze ouder werd verhuisde ze van Amsterdam naar een boerderijtje in Gorssel. Ze houdt van de heide en de bossen, waar als kind al kwam met haar pleegouders. Sinds tien jaar woont ze in een verzorgingshuis. ‘Niemand weet hier wie ik ben’, zegt ze. ‘En dat laat ik maar zo.’ Ze vragen haar wel eens waarom ze niet wat vaker haar neus laat zien in het café van het verzorgingshuis, maar daar heeft Jenny geen zin in. ‘Ik mopper niet over kwalen en heb geen kleinkinderen. Ik kan dus nergens over meepraten’, zegt ze.
Bezoek ontvangen vindt ze fijn. ‘Ik heb een mooi leven en klaag niet graag, maar luister wel graag naar anderen. Daarom vinden mensen het zo fijn om bij me langs te komen. Mijn vader zei altijd al: ‘Dat kind is zo makkelijk. Je kan er overal mee naartoe nemen’. Ze lacht en zingt de beroemde zin: ‘Mens durft te leven’.
Daarna zegt ze: ‘Ik denk nog vaak aan mijn vader. Mijn mooiste herinnering aan hem is de foto die ik heb waar we samen op staan. Ik sta op een tafeltje en heb mijn arm om hem heen geslagen. Dat was een mooi moment en zo’n lieve foto.’
Bronnen: Interview Jenny Pisuisse, juli 2021 (Collectie TheaterSentiment), JL Pisuisse – De vader van het Nederlandse cabaret, door Jenny Pisuisse, Delpher.nl, TheaterInstituut