Een theaterman in hart en nieren die de politiek in wil. Elk weldenkend mens zou het hem afraden. Artiest en revueproducent Henri ter Hall laat zich echter niet tegenhouden. Waarom zou hij? ‘Alles is politiek’, zegt hij onverschrokken.

Henri ter Hall is artiest, regisseur en producent. Hij is niet degene die de revue in Nederland introduceert, maar wel degene die deze theatervorm tot grote hoogten brengt. Van 1898 tot 1928 leidt hij een succesvol en toonaangevend revuegezelschap, met Piet Köhler en in de laatste jaren ook de komiek Buziau als hoofdrolspelers.

Maar aan één podium heeft hij kennelijk niet genoeg. De maatschappelijk betrokken Ter Hall wil ook naam maken in de politiek. Hij is sinds 1917 lid van de gemeenteraad van Rijswijk, zijn woonplaats. Van 1918 tot 1925 zit hij tevens in de Tweede Kamer. Daar manifesteert hij zich als beschermer van noodlijdende artiesten en als stem van de ongehoorde burger.

Henri ter Hall: een kleurrijke figuur

Wie is die man die politiek Den Haag wakker wil schudden? Deze Henri ter Hall kunnen we met recht een van de meest kleurrijke figuren uit de vooroorlogse theaterwereld noemen. Een ware ‘selfmade man’.

Henri wordt geboren in 1866 in Haarlem en heet dan nog gewoon Hendrik. Als zoon van een stationschef groeit hij op tussen de treinwagons. ‘Als we zijn zin hadden gedaan, zouden wij jongens allemaal achter het vliegend wiel zijn aangegaan, maar daar hadden we geen trek in’, vertelt hij in een interview.

De eerste stappen richting het theater

Al op jonge leeftijd lonkt de wereld van het amusement. In de ouderlijke huiskamer treedt hij op als acrobaat voor klasgenootjes. Toch kiest hij onder druk van zijn vader niet voor een onzeker artiestenbestaan, maar voor een opleiding bij de marine in Den Helder. In 1882 treedt hij in dienst als leerling-muzikant bij het Stafmuziekkorps.

In die periode begint hij sketches en liedjes te schrijven, waarmee hij de feestjes van de marine opluistert. ‘Het toneel trok me onweerstaanbaar aan, dus verliet ik de marine en begon ik voordrachtavonden te houden in de provincie.’

Optredens in Noord-Holland

Het brengt hem langs allerlei gehuchten in het Noord-Hollandse laagland. ‘Barsingerhorn, Anna Paulowna en Wieringerwaard zagen mijn debuut, met een entree van 49 cent voor heren – vanaf 50 moest je belasting betalen – en 25 cent voor dames. Het was een succes, al ging het de ene keer beter dan de andere.’

Het gezelschap Ter Hall in 1904 in de scene De Drankenwet. Jubileumboek Ter Hall. Collectie TheaterSentiment

De glamour is in die jaren nog ver weg. Het is vooral improviseren. ‘In Ewijksluis trad ik op in een bedstee. In Haarlem stond ik bovenop een biljart voor te dragen. Ik heb hard gewerkt in die dagen, die vaak nachten werden, en meerdere malen sliep ik in een hooiberg. Maar ach, ik was jong, nietwaar, en dan neem je ’t niet zo nauw.’

Doorbraak in Amsterdam

Na deze plattelandsperiode trekt Ter Hall naar Amsterdam, waar hij gaat spelen in kleine zalen. ‘Moeders zoogden hun kinderen midden in de voorstelling en verschoonden hen ter plekke,’ herinnert hij zich later.

In 1893 begint zijn loopbaan voorzichtig vooruitgang te boeken en maakt hij kennis met de theatervorm die zijn latere leven zal bepalen. ‘Ik werd geëngageerd voor een revue bij Victoria in de Nes. Daar leerde ik Buziau kennen. We kregen één gulden per avond, maar het contract zei: ‘No play, no pay’. Dat betekent dat we niks betaald kregen als we niet speelden.’

Eerste succes: een eigen gezelschap

Deze barre omstandigheden in het artiestenbestaan zullen Ter Hall later motiveren om de politiek in te gaan. De eerste stap om aan de armoede te ontkomen, is nu nog eigen baas worden.

In 1898 richt Ter Hall een klein gezelschap op en brengt hij zijn eerste revue: Naar Sonsbeek. Hij herinnert zich: ‘Drie maanden lang hadden we iedere avond een volle zaal.’ Daarna volgen er nog vele revues, die in de loop der jaren steeds grotesker en professioneler worden.

De eerste kaskraker voor Ter Hall gaat op 1 januari 1908 in première in Casino Variété in Rotterdam: de revue Doe er een deksel op. Uit die voorstelling blijkt de grote maatschappelijke betrokkenheid van de producent. ‘In deze voorstelling worden vooral politieke misstanden behandeld’, melden de kranten. De titel verwijst naar de nieuwe regel in Rotterdam dat alle vuilnisemmers een deksel moeten hebben.

De revues van Ter Hall krijgen in de jaren erna steeds meer verwijzingen naar de actualiteit en plaagstootjes naar de politiek. Die wordt vooral weggezet als een bezigheid voor zakkenvullers en nietsnutten.

Het gezelschap Ter Hall in 1927. Jubileumboek Ter Hall. Collectie TheaterSentiment

Het kan ook niet anders of Henri gaat zelf de politiek in. In september 1917 wordt hij als onafhankelijk kandidaat in de gemeenteraad van zijn woonplaats Rijswijk gekozen. Tot 1941 zou hij hierin onafgebroken zitting hebben.

In 1918 stelde hij zich namens de door hem zelf opgerichte Neutrale Partij kandidaat voor de Tweede Kamer. De voornaamste programmapunten van de partij zijn verzachting van de regels die de amusementssector hinderen en de verbetering van de sociale voorzieningen voor artiesten.

Henri ter Hall in de Tweede Kamer

Na een ludieke campagne, waarvoor hij onder meer zijn nieuwe revue Knijpen Maar gebruikt, komt Ter Hall op 17 september 1918 in de Tweede Kamer. Om zich volledig aan zijn nieuwe carrière te wijden, draagt hij de dagelijkse leiding van zijn gezelschap over aan zijn zwager Johan Köhler. Zelf had hij al vanaf 1917 niet meer meegespeeld in de revues.

‘Het deftige parlement ontving me niet met open armen,’ vertelt hij. ‘Er waren heel wat kamerleden die me een koel knikje gaven. Ze namen me niet serieus, maar uiteindelijk wist ik mijn plek te vinden.’

Hij is inderdaad een opvallende verschijning in de deftige ambiance van het parlement. Ter Hall trekt zich niets aan van wat anderen van hem denken, en zijn redevoeringen zijn doorspekt met humor. De Rijswijker is en blijft nu eenmaal een artiest, de man van de revue.

Ter Hall als spreekbuis

Als politicus manifesteert Ter Hall zich als spreekbuis voor de artiesten. Hij zorgt ervoor dat theaterdirecteuren in beroep kunnen gaan als een burgemeester om wat voor reden dan ook een voorstelling wil verbieden. Daarnaast staat hij mede aan de wieg van de wet die bioscopen aan banden legt, wat later de filmkeuring zou worden. De film wordt in die periode gezien als een grote bedreiging voor de amusementssector.

Ter Hall wordt berucht om de vele vragen die hij stelt. ‘Ze hebben me daar weleens uitgelachen, maar ik geloof toch dat ’t niet zo belachelijk was. Ik had een heel kantoor ingericht waar brieven werden behandeld van kiezers die mij vroegen een kwestie aan de orde te stellen. Ik kreeg er tientallen per dag.’

Frustraties en teleurstellingen

Naast beschermer van artiesten ontpopt Ter Hall zich ook als stem van het volk. ‘Ik heb gewerkt waar ik werken kon, in het belang van oud-gepensioneerden, voor dierenbescherming, tegen kinderbedelarij, en voor de redders van schipbreukelingen.’

De politiek levert hem echter de nodige frustraties op. ‘Het was niet wat ik me ervan voorstelde’, bekent hij. ‘Politiek betekent vooral partijbelangen verdedigen.’

Toch doet hij bij de verkiezingen van 1925 opnieuw een gooi naar een Kamerzetel. Dit loopt uit op een fiasco. Ter Hall heeft zich aangesloten bij een andere partij, de Vrijheidsbond, en gaat een lijstverbinding aan met Abraham Staalman. Hoewel Ter Hall meer stemmen behaalt, wordt de Kamerzetel toch aan Staalman toegewezen.

Ter Hall wordt gehuldigd naar aanleiding van het dertigjarige bestaan van zijn gezelschap, dat hij kort daarna opheft. Hij krijgt het schilderij van G. Vrint aangeboden. Collectie TheaterSentiment

De reden is dat Staalman in twaalf kieskringen als lijsttrekker staat en Ter Hall slechts in zes. Volgens de dan geldende kieswet krijgt de lijsttrekker in een kieskring alle stemmen. Hierdoor gaan veel stemmen die voor Ter Hall bedoeld zijn toch naar Staalman.

Ter Hall gaat in protest, maar het bestuur van de Vrijheidsbond bepaalt dat Staalman op basis van de wettelijke regels recht heeft op de zetel. De producent is woedend en ageert de jaren erna volop tegen de ‘oneerlijke’ kieswet. In 1929 probeert hij alsnog in de Tweede Kamer te komen, maar ook dit keer slaagt hij niet.

Het einde van een carrière

Ter Hall blijft in de gemeenteraad, maar zijn landelijke carrière is voorbij. Ook zijn revuegezelschap ontbindt hij en de rest van zijn leven brengt hij door in de luwte.

De vraag rest wat zijn politieke betekenis is geweest. Laten we dat aan Ter Hall zelf vragen: ‘Ik ben geen groot staatsman, maar ik heb in eerlijke eenvoud hard en ingespannen gewerkt voor de belangen die ik te behartigen had’, concludeert hij. ‘Het enige dat me spijt in de politiek is… het politieke. Begrijpt u me?’

‘Maar laten we er verder maar over zwijgen. Het is voorbij. Ja, ik heb er een stuk van mijn gezondheid bij ingeleverd, maar ik heb er toch geen spijt van. Natuurlijk waren er teleurstellingen, maar die ben ik vergeten.’

Lees ook:

Bronnen: Krantenarchief Delpher, Henri Ter Hall Jubileumboek 1898-1929 -Collectie TheaterSentiment