Het kind en De Jantjes
Al meer dan een eeuw weet het volksstuk De Jantjes de tand des tijds te doorstaan. Want om de zoveel tijd wordt het verhaal over Scheele en Dolle Dries opnieuw en steeds met succes op de planken gebracht. Weinig mensen weten echter dat De Jantjes ook een vervolg kent. Even lijkt die ‘sequel’ de glorie van zijn voorganger te evenaren, totdat ze van de planken en in de vergetelheid verdwijnt. Theatermaker Marty Hinrichs wil het mysterie ontrafelen en is een zoektocht begonnen naar de achtergronden van deze bijzondere voorstelling.
Marty (79) is dan ook niet zomaar iemand, maar een telg uit een van de meest bekende theatergeslachten van Nederland. Hij is de kleinzoon van de acteurs Jan Nooij en Beppie Nooij-Blaaser, van dé toneelfamilie Blaaser. En één van de drie zonen van Beppie Nooy junior, die met haar gezelschap na de oorlog de familietraditie voortzet. Met het Amsterdams Volkstoneel brengt ze vele volksstukken met groot succes op de planken. Waaronder uiteraard De Jantjes (vanaf 1959 en in 1970).
Het verdwenen vervolg op het succes van Herman Bouber
De naam Nooy is dus diep verbonden met De Jantjes, eigenlijk al sinds het begin in 1920. ‘Sinds de eerste opvoering is aan elke voorstelling iemand van onze familie verbonden geweest’, vertelt Marty. Jan Nooy, Bep Blaaser, Beppie Nooy en vele anderen schitterden in het stuk of waren achter de schermen actief. Zelf speelt Marty de rol van ‘de Schele’ in het seizoen 1961-62.
Inmiddels heeft hij ook zijn sporen verdiend in het theatervak. Voor en achter de schermen. Na de plotselinge dood van zijn moeder in 1979 neemt hij samen met zijn broers Dick en Ger het stokje over onder de noemer Nooy’s Volkstheater. Ook dit drietal brengt met succes enkele volksstukken op de planken. Uiteraard – hoe kan het ook anders – ook weer De Jantjes, in het seizoen 1982-83.
De nieuwsgierigheid naar het vervolg ontstaat in die jaren. ‘Toen ik met mijn broers Nooy’s Volkstheater begon hebben we in 1980 drie liedjes uit De Jantjes II gebruikt in onze eerste voorstelling Ronde Ka, in een bewerking van mijn broer Dick. Ik heb daar nog steeds de originele bladmuziek van liggen. Toen had ik al het gevoel dat ik er meer van wilde weten, maar kon er nooit iets van vinden.’
In de lente van 2020 wordt Marty opnieuw getriggerd door het mysterie, na een telefoontje van een medewerkers van het Allard Pierson Museum, waar de collectie van het voormalige Theater Instituut is ondergebracht. ‘Ze vertelden dat ze een affiche hadden van De Jantjes, die nodig gerestaureerd moest worden. Het idee was om een crowdfunding te starten en of ik in mijn omgeving wilde zoeken naar mensen die daaraan bij zouden willen dragen. Ze mailden me een foto en ik zag meteen dat het niet van De Jantjes I was. Dit moest een affiche zijn van De Jantjes II.’
Op de affiche prijken Dolle Dries en Blonde Greet met een kind. ‘Die komt in de eerste voorstelling niet voor, maar wel in de tweede’, zegt Marty, wiens nieuwsgierigheid weer gewekt is. ‘Ik ben direct gaan speuren op het internet en ook bij mensen in mijn netwerk. Ik heb bijvoorbeeld veel hulp gehad van Mari Kant van het Theatermuseum, die me het script gaf van De Jantjes II.’
Vele uren struint hij tegenwoordig over het internet en door de digitale archieven, op zoek naar informatie over dit vergeten stuk. Een puzzel die hij stukje voor stukje probeert te ontrafelen. ‘Het lijkt me leuk om het eens opnieuw op de planken te brengen’, zegt hij. ‘Misschien in een bewerking, met flashbacks naar de eerste Jantjes en wat liedjes uit die voorstelling.’
De Jantjes II gaat in oktober 1924 premiere en moet opboksen tegen het eclatante succes van zijn voorganger. De Jantjes I, geschreven door Herman Bouber, met liedjes van Louis Davids en Margie Morris, heeft in zijn eerste reeks meer dan duizend voorstellingen gehaald. Een echt volksstuk dat zich afspeelt in De Jordaan, over het wel en wee van drie matrozen Dries, Manus en Toon en hun vriendinnen Doortje, Greet en Toffe Jans. Na veel liefdesperikelen vertrekken de mannen naar Nederlands-Indië.
Het duurt even voordat de eerste Jantjes een succes wordt. Enkele weken na de première in augustus 1920 keert echter het tij en begint het stuk aan te slaan bij het grote publiek. Een liefde die nooit over zal gaan. Zoals gezegd, nog steeds wordt het stuk op de planken gebracht, als een dierbare theatertraditie met evergreens als ‘Wordt Nooit Verliefd’, ‘Nou Tabé dan’ en ‘Als je huilt ben je een stakker’. Het wordt zelfs tweemaal verfilmd.
Een gebrek aan goede liedjes zal een langdurig succes in de weg staan
Dat grote succes vraagt dus om een vervolg, meent Bouber. In 1923 kondigt hij dit plan aan, in een tijd dat sequels niet gebruikelijk zijn. Voor deze voorstelling maakt hij opnieuw dankbaar gebruik van Louis Davids om de liedjes te leveren. Dit keer zonder componiste Margie Morris, die in 1922 haar relatie met Davids heeft verbroken. De hoofdrollen worden gespeeld door onder meer Herman Bouber zelf, zijn vrouw Aaf en Cor Hermus, die ook de regie doet.
De Jantjes II speelt zich twintig jaar na de eerste avonturen af. Dolle Dries en Blonde Greet zijn inmiddels getrouwd en hebben vier kinderen. Een van hen is Hamid, een kind dat geboren is uit een relatie van Dries met een inlandse. Deze jongen kan maar moeilijk aarden in Holland en dat levert tal van problemen op, die de rode draad vormen in het vervolg. In het liedje Rassenhaat worden de gevoelens van Hamid treffend vertolkt:
Bruin is mijn vel, maar blank is mijn ziel
Hoe sidder ik onder de klappen
Die ons de blanke zo rijkelijk geeft
De heren die honen en trappen
Die onder ‘t mom van beschaving, cultuur
een volk van miljoenen verdrukken
Bruin is ons vel en dat geeft hen het recht
Ons ‘t loon van ons werk te ontrukken
De verwachtingen van het publiek en de recensenten zijn hooggespannen en aanvankelijk lijkt ook deze voorstelling het tij mee te hebben. Er volgen goede kritieken in de kranten en de Plantage Schouwburg loopt de eerste weken vol. Na januari 1925 is de euforie voorbij. Een recensent van De Telegraaf bijvoorbeeld, wijt het succes van de sequel tot dan toe aan de nieuwsgierigheid van het publiek, dat zo heeft genoten van de eerste Jantjes. Maar hij voorspelt tevens dat het kortstondig zal zijn, omdat het gebrek aan goede liedjes een langdurig succes in de weg zal staan. Waarna de recensent verzucht: ‘O Margie Morris, Where art thou?’
De liedjes uit De Jantjes II zijn inderdaad niet tot het erfgoed gaan behoren, zoals die uit het eerste deel. Nummers als ‘Laat je kop niet hangen’ en ‘Gooi Los’ verschijnen wel op schellak, maar niet vertolkt door de artiesten uit de voorstelling. Duo Hofmann en Louis de Bree oogsten ook een bescheiden succes met hun versie van onder meer het lied ‘Rassenhaat’.
De recensent krijgt gelijk. Terwijl De Jantjes I keer op keer terugkeert, is het met de sequel inderdaad snel gedaan. Tot en met 1926 wordt ze her en der op de planken gebracht en daarna blijft het stil. ‘Alleen in de jaren vijftig is het stuk nog een keer gespeeld door een amateurvereniging’, weet Marty. ‘Zonder de liedjes en met een andere titel: ‘Als kinderen groot worden’. Wat voorheen de ondertitel was.’
Marty Hinrichs zoekt naar de reden waarom De Jantjes II minder duurzaam blijkt dan zijn voorganger. ‘Ik heb het script gelezen en ik ga het steeds beter begrijpen. Het zullen verschillende redenen zijn. Niet alleen de mindere liedjes, maar ook de gevoeligheid van het onderwerp wellicht. Hamid wordt gespeeld door Emile Timrott, een blanke acteur die donker geschminkt is, iets dat gelukkig nu ondenkbaar is. Het kan zijn dat het publiek dat destijds helemaal niet leuk vond. Men zat vol met vooroordelen. Als Hamid tijdens een familieruzie een mes trekt, wordt er geroepen: ‘Houd die Indische gewoontes maar voor je’.’
Herman Bouber wilde een dramatischer stuk schrijven dan De Jantjes 1
In het lied Rassenhaat hekelt Hamid de discriminatie die hij ondervindt. Het schijnbare politieke engagement zou zeker een van de redenen kunnen zijn dat De Jantjes II minder aanslaat. In de jaren twintig groeit het nationalisme in Indië en daarmee ook de weerzin tegen het het koloniale bewind van Nederland. Deze sentimenten dringen ook door in ons land en leiden tot discussies. Wellicht heeft het publiek geen zin om daar in het theater mee geconfronteerd te worden.
Marty verwacht echter dat Bouber niet bewust een politiek statement maakte. ‘Hij wilde vooral een een dramatischer stuk schrijven dan De Jantjes I. Meer in de lijn van Zeemansvrouwen, dat zijn favoriete stuk was.’
Volgens Marty Hinrichs is er een andere belangrijke reden dat de tweede Jantjes minder succes kent. ‘Het ligt vooral aan de kwaliteit van het stuk’, stelt hij. ‘Het mist wat De Jantjes I wel heeft: een goede balans in humor, het conflict, de leuke muziek en dat alles net op de rand van drama. Tenminste, als je het goed speelt. Helaas wordt het de laatste jaren te vaak als parodie gespeeld, dat moet het juist niet zijn. De Jantjes II daarentegen loopt over van conflicten en familieruzies, met minder overgangen naar de vrolijke noot.’
De Jantjes II opnieuw op de planken brengen zal hoe dan ook een lastige klus zijn, weet Hinrichs. ‘In deze tijd is dit stuk in zijn oorspronkelijke vorm niet meer te spelen. Moet je dat nog willen met alle gevoeligheden? Je zou het verhaal wel vanuit de optiek van Hamid kunnen vertellen, zonder al te veel aan de essentie te tornen? Dan blijft het hetzelfde verhaal, maar krijg je als publiek een ander gevoel bij. Dan denk je: wat wordt die jongen aangedaan.’
Ondanks de theorieën is de zoektocht naar De Jantjes II voor Marty Hinrichs nog niet ten einde. Het mysterie van de vergeten sequel zal hem nog vele uren boeien. ‘Ergens moet er iemand zijn die het wist en opgeschreven heeft. Ik blijf doorzoeken. Af en toe tik ik de Jantjes II in op de computer en kijk ik wat er uitkomt. Dat kan elke dag veranderen.’
Op zijn website novotheater.nl houdt Marty Hinrichs zijn volgers op de hoogte. Op die website is nog veel meer informatie te vinden over De Jantjes I, II, anders stukken de geschiedenis van de familie Nooy en Blaaser.