John Charly’s laatste brief
‘We zijn ondergebracht in rieten huisjes. Het is erg primitief, maar de bedden zijn proper en dat is toch wel een van de hoofdzaken.’ Duizenden kilometers van huis, in het broeierige Hollandia op Nieuw-Guinea, worden deze woorden opgetekend door de artiest John Charly. Het is 14 januari 1947 als hij een moment voor zichzelf pakt om een brief naar het moederland te schrijven. ‘De commandant doet al het nodige om het ons naar de zin te maken en wij van onze kant kunnen het dan ook niet nalaten een showtje te geven in de kantine.’
John Charly maakt deel uit van het gezelschap van conferencier Hans Snel, dat in januari 1947 bezig is met een maandenlange rondreis door Nederlands-Indië. Een bonte troep die verder bestaat uit de jongleur Tonio Manti, buikspreekster Marina van Goudswaard en het dansende echtpaar Jossi en Jossino. De artiesten doorstaan de tropische hitte en trekken van legerkamp naar legerkamp om tijdens de zogenaamde politionele acties de Nederlandse soldaten te vermaken.
De brieven die John Charly schrijft, komen terecht bij de redacties van de vakbladen ‘Muziek’ en ‘Applaus’. Die hebben de artiest gevraagd om als speciale correspondent verslag te doen van de rondreis. Hij schrijft over de leuke ontmoetingen, maar ook over de vele ontberingen die ze onderweg tegenkomen, in een wereld die compleet anders is dan waar ze vandaan komen. Maar uit alle brieven spreekt ook de dankbaarheid voor alles wat je als gewone Hollandse jongen mee mag maken:
‘En ‘s avonds spelen we in een overvolle kantine in Hollandia en realiseer je je eigenlijk wat het zeggen wil’, gaat John Charly verder. ‘Optreden in Hollandia, duizenden kilometers ver van het moederland, te midden van Papoea’s en honderden andere harde werkers die trachten de boel op poten te zetten en die ook de nodige ontspanning behoeven en dolgelukkig zijn wanneer eens in de twee maanden een gezelschap ze eens komt opzoeken en daar ontspanning komt brengen.’
De 36-jarige Hagenaar is geboren als Jan Hoekwater en ploetert zich al ruim vijftien jaar een slag in de rondte in het schnabbelcircuit. Als John Charly, imitator, poppenspeler en sneltekenaar, begint hij zijn loopbaan met kinderpartijtjes, daarna volgen de feest – en verenigingsavonden, om zich uiteindelijk op te werken tot de variété- en cabaretgezelschappen. Hij treedt zelfs enkele malen op met Lou Bandy. Vooral als sneltekenaar heeft John Charly veel succes, hij hobbelt het land door met zijn ‘magische bord’, waarop hij in razend tempo niet alleen karikaturen van voorwerpen, dieren en bekende personen tekent, maar van mensen uit de zaal, tot grote hilariteit van het publiek.
Vanaf de herfst van 1940 treedt Hoekwater geregeld op in het kielzog van Hans Snel, een conferencier die het vak heeft geleerd bij de plattelandshumorist Jan van Riemsdijk en daarna in het gezelschap van Jean-Louis Pisuisse terechtkomt. Ook na de bevrijding zetten Snel en Hoekwater hun loopbaan voort. Het duurt maar even of het schnabbelcircuit bloeit weer als vanouds en er is volop werk voor artiesten. Ook voor de kleine artiesten in de marge als Snel en Hoekwater. Beiden hebben een vrouw en kinderen thuis, er moeten dus monden gevoed worden.
En er is behoefte aan vertier. Niet alleen in Nederland, maar ook in de overzeese gebieden. Het zijn de tijden van de politionele acties, waarbij het Nederlandse leger de droom van onafhankelijk Indonesië de kop in probeert te drukken. Om de troepen te vermaken worden er voortdurend artiesten naar de Oost gestuurd. Daarvoor is de organisatie NIWIN opgericht: Nationale Inspanning Welzijnsverzorging Indië. Ook Hans Snel laat zich graag strikken. Het betekent niet alleen avontuur, maar ook maandenlang de garantie op een inkomen. Hij verzamelt een aantal artiesten om zich heen dat wel oor heeft naar een nieuwe uitdaging.
John Charly en Hans Snel poseren in september 1946 opgewekt met hun toekomstige reisgenoten voor het kantoor van de NIWIN in Den Haag. Tonio Manti, de evenwichtskunstenaar en jongleur, heet eigenlijk Hendrik van Gulik en is de 21-jarige zoon van de bekende acrobaat Berny. Het jonge en pas getrouwde danspaar Jossi en Jossino, staat bij de burgerlijke stand bekend als het echtpaar Joosten uit Rotterdam. Zij dansen niet alleen, maar spelen ook accordeon en zingen er liedjes bij. Buikspreekster Marina van Goudswaard heeft geen zin in een welluidende artiestennaam en treedt als zichzelf op.
Op 1 november wordt de reis aangevangen, maar dat het een reis wordt met vele obstakels, blijkt al snel na het vertrek. ‘Na een tweedaags oponthoud wegens motorstoring, gaan we uit Rome en arriveren ‘s middags in Cairo’, schrijft John Charly in een brief aan het blad ‘Applaus’. ‘Hier heeft de Skymaster andermaal storing en zo gaan we pas 5 november door. Het traject Basra-Karachi wordt ‘s nachts gevlogen en om twee uur spelen Hans en ik voor steward, maken de passagiers uit hun hazenslaapje wakker en presenteren een koude schotel.’
De achtste november komen ze eindelijk in Batavia aan en 10 november spelen ze voor het eerst in de Djokja-kazerne. ‘We hebben veel succes en veertien dagen later vliegen we naar Palembang. Het succes is hier nog groter dan in Batavia’, aldus Charly. De Indische kranten schrijven na afloop: ‘Hans Snel, voor wie Indië al een oude bekende is, had direct goed contact met de zaal. Tonio Manti ontpopte zich als een prima jongleur, die fantastische dingen deed met ballen, ringen en hoge hoeden. John Charly bracht imitaties en sneltekeningen. Hij praatte bij dit alles nogal rijkelijk veel, had echter wel succes, al was er een tekening bij, die ons minder geschikt leek. Marina van Goudszwaard, buikspreekster, deed met haar pop zeer leuke dingen. Jossi en Jossino vormden een goed muzikaal geheel. Een aardig geheel en een voldaan publiek.’
Onze trouwe Dakota worstelt weer met de woelige elementen, maar we vorderen
John Charly
De komende twee maanden hoppen de artiesten van eiland naar eiland, van kazerne naar kazerne. In november bezoeken ze Billiton en Banka, op 24 december reizen ze naar Padang en op 28 december naar Medan. Na nieuwjaar wordt de tournee voortgezet in oostelijke richting. Het gezelschap reist via Biak af richting Hollandia op Nieuw-Guinea, vandaar zullen uiteindelijk Merauke en Menado worden aangedaan.
Dat reizen gaat nog steeds niet zonder slag of stoot, zo schrijft Charly in zijn brief van 14 januari. ‘De volgende dag wordt naar Biak gevlogen. Haastig worden slaapplaatsen gemaakt en dan gaan we onze verloren nachtrust inhalen. Intussen is het slecht weer geworden en de Dakota geeft veel remous. Gezien de vele vliegtochten, die we reeds gemaakt hebben en wij wat je noemt ‘zeebenen’ hebben gekregen, zien Jossino en ik kans ons in het hevig slingerende vliegtuig keurig te scheren.’
Vooral tijdens de vliegreizen is het afzien. ‘Onze trouwe Dakota worstelt weer met de woelige elementen, maar we vorderen’, gaat John Charly verder. ‘Rustig zit ik het interieur te tekenen en rustig dein ik mee. Dan komt de steward binnen. Hij mompelt iets van ‘Slecht weer, riemen vastmaken’, maar het is al te laat. Ineens wordt het vliegtuig opgetild, tientallen meters neergekwakt en vlieg ik met mijn hoofd tegen het plafond, rollen de collega’s over en door elkaar en de bagage vertoont eveneens neiging te gaan vliegen. Het is een ogenblik een chaos in het vliegtuig, maar dan hebben we ook het ergste gehad en verloopt de reis verder zonder ongelukken.’
Het zal de laatste brief zijn die John Charly naar huis schrijft. Diezelfde avond speelt het gezelschap een mooie voorstelling in de kantine van de legerplaats, maar het noodlot zit ze nog altijd op de hielen en zal uiteindelijk toeslaan. Een paar dagen later, op 20 januari, worden de artiesten door kapitein Otten en sergeant Fehr uitgenodigd voor een rondvlucht met een B-25 legervliegtuig boven het eiland. Om foto’s te kunnen maken van het landschap en enkele Papoea-dorpen. Alle artiesten gaan mee, alleen Marina van Goudswaard blijft achter omdat zij zich niet lekker voelt.
Die donderdagmiddag stijgen ze vol goede moed op, tot achthonderd voet, maar als het vliegtuig op een van de landingstrips van Biak wil landen, wordt de poging gehinderd door een jeep die langs de kant rijdt. De bestuurder wijkt uit, maar bestuurder kapitein Otten ziet dat te laat en trekt het toestel op. Het heeft te weinig snelheid en slaat te pletter. Bij de klap komen alle inzittenden om. Een ooggetuige meldt: ‘De brandende lijken waren haast niet te blussen. Met zekerheid is aan te nemen dat alle passagiers bij die klap op slag gedood zijn, dat was aan de lijken waar te nemen. De hersenpannen waren verbrijzeld en de ledematen versplinterd.’
Met zekerheid is aan te nemen dat alle passagiers op slag gedood zijn
Ooggetuige
De dood van de artiesten brengt een flinke schok teweeg onder de collega’s in Nederland. Snel en Charly laten een vrouw en kinderen achter. Het NIWIN belooft de gezinnen te steunen, maar al snel wordt die belofte ingetrokken ‘omdat het ongeluk tijdens een pleziertochtje is gebeurd’. In februari en maart organiseert cabaretier Alex de Haas daarom benefietvoorstellingen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam om geld in te zamelen voor de nabestaanden.
De stoffelijke overschotten worden de dag na het ongeluk al in soberheid begraven, na een korte eredienst. De artiesten vinden hun laatste rustplaats onder eenvoudige witte kruizen op het ereveld Kalibanteng in Semarang. Ruim twee weken na het fatale ongeluk wordt de laatste brief van John Charly bezorgd op de redactie van het blad Applaus, waar ze hem als eerbetoon besluiten te publiceren. Op verzoek van de artiest wordt er een foto bijgeplaatst uit zijn begintijd als sneltekenaar.
Zo kunnen de lezers van ‘Applaus’ de laatste woorden lezen van John Charly, imitator, sneltekenaar en sappelaar, die ondanks alle ontberingen onderweg nooit zijn optimisme verloor. ‘Nog is onze tournee niet ten einde. Op het programma staat nog Biak, Merauke en Menado en als we ook daar zijn geweest, dan kunnen we wel zeggen, dat we de mooiste streken van Indië hebben doorkruist en gaan mijn gedachten terug naar de plaatsen die we bezocht hebben, zoals Palembang, Padang, Medan, de Tin-eilanden Banka en Billiton en dan de bovenomschreven grote Oost. En ik ben blij, dat ik dit heb kunnen meemaken en dat ik ook mijn kleine bijdrage heb kunnen leveren, zoals mij was opgedragen: ontspanning brengen aan de militairen en burgers in Indië.’ Was getekend John Charly. Hollandia, 14-1-47.
De laatste keer…
In het vakblad voor artiesten ‘Applaus’ wordt als eerbetoon aan John Charly een oude foto van de verongelukte artiest geplaatst, naast zijn laatste brief. Collectie TheaterSentiment
Geraadpleegde bronnen: ‘Vakblad Applaus’, jaargang 1947 – Collectie TheaterSentiment, Gemeentearchief Den Haag, Henk van Gelder – De Schnabbeltoer (Nijgh en van Ditmar), Krantenarchief Delpher, Koninklijke Bibliotheek.