Loop naar den duivel ’46
De Duitsers hebben nog maar een paar maanden hun hielen gelicht of er worden in de herfst van 1945 alweer plannen gemaakt om een grote revue op de planken te brengen. Niemand minder dan Heintje Davids zal gaan schitteren in een remake van de legendarische voorstelling ‘Loop naar den Duivel’. Producent Bob Peters van de Nationale Revue en directeur Alex Wunnink van Theater Carré geloven heilig in dit project. Maar…is het mogelijk om na vijf bezettingsjaren de draad weer op te pakken en de revuetraditie nieuw leven in te blazen?
Als de jodin Heintje Davids en haar man Philip Pinkhof vanuit de onderduik terugkeren in Amsterdam, zijn ze berooid. ‘De bevrijding daverde als een wervelwind over me heen. Ik wist er in het begin geen raad mee’, vertelt ze later. ‘We hadden niets meer en huurden een zolderkamertje voor 35 gulden in de week. Van de familie vond ik alleen mijn huishoudster Hanna terug. Maar ik was de enige Davids. Vrij waren we. Dat is zo. Ik hoefde niet meer bang te zijn. Maar wat is vrij. De theaters waren dicht, we leefden onder militair gezag.’
Heintje voelt zich berooid in een desolate stad. ‘Amsterdam was Amsterdam niet meer. De stad, het leven, de mensen, alles was veranderd. Ik deed mijn intrede in een geheel nieuwe, mij onbekende wereld. In mijn eigen buurt, in Zuid, voelde ik me een vreemdeling. Al die goede bekenden, die als het ware met de buurt vergroeid waren, ontbraken nu.’
Op de zolderkamer krijgen Hein en haar man Philip Pinkhof, journalist en revueschrijver, bezoek van producent Bob Peters. Hij haalt de laatste Davids-telg over om weer op de planken te gaan. Hein sputtert tegen, ze geeft aan niet te durven, maar geeft uiteindelijk toe. Op 16 juni 1945 maakt ze een glorieuze rentree in het Concertgebouw in Amsterdam. De zaal zit stampvol en een staande ovatie met veel tranen als de revuester van de trap afdaalt. Een gang die altijd voorbehouden was voor grote, klassieke musici of dirigenten als Willem Mengelberg, maar nu staat Heintje daar. Heintje. Uit de Rotterdamse Zandstraat.
Optreden na tweeëneenhalf jaar onderduik valt haar zwaar. Ze durft aanvankelijk niet het podium op, ze heeft last van trillingen. Ze doet het toch, doorstaat het als een roes, maar na het optreden stort ze volledig in, als een mengeling van vreugde en verdriet zich meester van haar maken. Het voelt als een overwinning om weer op de planken te staan, maar er is ook het besef dat er veel verloren is. Veel collega’s hebben de terreur niet overleefd en zij die terugkeerden, blijven hun leven lang gegrepen door een verdriet dat niet te delen is.
In haar kleedkamer wordt Heintje gelukgewenst door vele oude bekenden. Een van hen is Alex Wunnink, directeur van Carré. ‘De baas’, zoals hij daar wordt genoemd. Hij fluistert haar toe dat ze snel weer in zijn theater moet komen staan. Zo ontstaat het idee om de oude traditie weer nieuw leven in te blazen. Schrijven de kranten ook niet dat het zo mooi zou zijn om Heintje weer eens in een grote revue te zien schitteren? Net als voor de oorlog?
Wunnink heeft zelfs al een idee klaar liggen. Hij heeft eind 1939 al eens geopperd om een nieuwe versie op toneel te brengen van een van de grootste theatersuccessen ooit: ‘Loop naar den Duivel’. Het uitbreken van de oorlog in mei 1940 zet een streep door dit plan, maar Wunnink is het idee niet vergeten. Nu Nederland herstelt van vijf bezettingsjaren, zal een eigentijdse versie van deze revue niet misstaan.
De oorspronkelijke ‘Loop naar den duivel’ stamt uit een oorlog eerder, die van 14-18. Het is geschreven door Philip Pinkhof. Niet alleen journalist en de man van Heintje, maar in de jaren tien en twintig ook een succesvol revueschrijver. De voorstelling gaat in 1915 in première in Flora in Amsterdam en trekt na een wat stroeve aanlooptijd maand na maand volle zalen. Heintje staat zij aan zij naast haar grote broer Louis, die de hoofdrol vertolkt en daarvoor een magistraal salaris ontvangt van duizend gulden per maand. Het lied ‘Zandvoort bij de zee’ wordt een regelrechte hit en behoort nog steeds tot het collectieve geheugen. Ook de sketch waarin Louis het typetje ‘Tinus de vuilnisman’ speelt, blijkt een schot in de roos en tot aan zijn dood wordt Louis Davids met Tinus geassocieerd.
Vanaf januari 1916 zoekt de rusteloze Louis zijn heil elders en neemt Heintje de hoofdrol van hem over. Als het aan Wunnink en Peters ligt gaat ze dat dus dertig jaar na dato opnieuw doen. Het lijkt een ideale voorstelling om de revuetraditie weer nieuw leven in te blazen, want ‘Loop naar den duivel’ heeft in 1945 nog altijd een gouden klank. ‘Voor de ouderen, omdat het dierbare herinneringen ophaalt uit hun jeugd. Voor de jongeren omdat zij nu met eigen ogen die wonderen kunnen aanschouwen, waarover hun ouders hebben verteld’, aldus Heintje.
Er zijn nog meer voordelen. Het publiek wil Heintje weer in een revue zien schitteren. In een echte! Volgens alle wetten van pracht en praal van weleer. ‘Loop naar den duivel 1946 zal de eerste grote revue worden die sinds lange tijd wordt vertoond’, stelt de hoofdrolspeelster. ‘Wat tijdens de oorlog onder de naam revue voor het voetlicht is gebracht, was dermate minderwaardig, dat het eigenlijk de naam revue onwaardig was.’
Maar er zijn ook de nodige uitdagingen om de beoogde premièredatum van 1 januari 1946 ongeschonden te kunnen halen. Zo is het originele manuscript verloren gegaan. ‘Mijn man had tijdens onze onderduik zijn boeken en manuscripten in goed vertrouwen te bewaren gegeven aan een brave burger. Klaarblijkelijk was die tijdens de hongerwinter bezweken voor de verleiding. De koffers waarin de boeken zich bevonden had hij te gelde gemaakt en de inhoud maar verbrand.’ Er zit dus niets anders op dan de revue te herschrijven. ‘Wat ongetwijfeld een voordeel betekent, daar het nu pasklaar gemaakt kan worden aan de geheel gewijzigde omstandigheden.
Uiteindelijk levert het een voorstelling op die nog maar weinig overeenkomsten vertoont met de eerste versie uit 1915. ‘Tinus de vuilnisman’ is uiteraard van de partij, vertolkt door Heintje, maar net als de andere onderdelen met nieuwe teksten en een eigentijds sausje. Want de grappen uit 1915, daar kun je dertig jaar later niet meer mee aankomen. De revue zit boordevol zinspelingen naar de oorlog en de bevrijding. Zo maakt de beroemde ‘Finale der helden’ uit de eerste versie plaats voor een demi-finale (finale voor de pauze) met een optocht met vlaggen van de Verenigde Naties.
Er wordt een uitgebreide en indrukwekkende ‘troupe’ verzameld. Johan Boskamp zal schitteren naast Heintje en tekent tevens voor de regie. Herbert Nelson verzorgt de muziek. hij is de zoon van de legendarische Rudolf, met wie Heintje in de oorlogsjaren werkte in de Joodsche Schouwburg. Andere spelers zijn onder meer Rens van Dorth, Alex Hoek, Harry Boda, Bert van Dongen, de Twee Karloffs, tenor Jo Salm en zangeres Truce Speyk. Wie anders dan Elie Frankly wordt aangesteld als balletmeester over de 36 revuemeisjes. Met ruim tachtig medewerkers kan dit met recht de eerste grote productie na de bevrijding worden genoemd.
Het wordt een race tegen de klok om alles op tijd klaar te krijgen. Hoe kom je in deze tijd van schaarste aan 72 dansschoenen en textiel? Met de nodige kunst- en vliegwerk lukt het allemaal ternauwernood. Bob Peters vindt in zijn magazijn nog oude kostuums die gebruikt kunnen worden. Daar liggen bovendien nog voormalige decorstukken om over te schilderen.
‘Ik durf te zeggen dat ik nimmer in mijn loopbaan zo’n geslaagd duet heb gehad’
Na twee maanden repeteren gaat ‘Loop naar den duivel 1946’ op 1 januari in première in een afgeladen Theater Carré. De recensies zijn over het algemeen positief. Vooral voor de herrezen diva Henriëtte Davids regent het complimenten. ‘Zij is het middelpunt van deze revue. Een prima donna van een zeer apart genre, een genre, waaraan jaren van gedwongen leven in benarde omstandigheden niets hebben veranderd, haar ook niet hebben geschaad. Zij is nog steeds onnavolgbaar in haar vermogen de zaal op haar hand te krijgen.’
Met de vooroorlogse grandeur en verenpracht, worden de aanwezige journalisten ingepalmd. ‘De directie van de Nationale Revue heeft een overwinning behaald op de textielschaarste: de aankleding van de balletten en finales doet niet onder voor vroeger jaren; de demi-finale, waarin de vlaggen van de geallieerden de hoofdrol vervullen, staat zelfs op hoog peil.’
Het grootste succes van de revue is zonder twijfel het duet van Heintje met Johan Boskamp, het nummer ‘Oog en Oor’ met aansluitend de kolderieke act ‘Hokie Pokie’. ‘Een inlage die op verzoek van Boskamp zelf was ingebracht, werd de schlager van de revue’, herinnert Davids zich later. Waar het binnen de revue bijna traditie is dat twee hoofdrolspelers elkaar het licht in de ogen niet gunnen, is dat dit keer wel anders. ‘Het samenspel met Boskamp was heel goed, ieder woord was raak. Ik durf te zeggen dat ik nimmer in mijn loopbaan zo’n een geslaagd duet heb gehad.’
Toch klinken er in de recensies ook wel wat kritiekpunten door. De scène waarin de nazileiders op de hak worden genomen, valt bijvoorbeeld niet bij iedereen in goede aarde. ‘De heer Wunnink deed een goede greep met deze revue, echter adviseren wij hem, de politieke scènes te laten kortwieken. Het publiek reageerde niet en vond het blijkbaar onsmakelijk. Wrede, pijnlijke herinneringen ophalen is uit den boze, daar we nu overgevoelig op dit punt zijn. Laat liever zien, hoe het in de toekomst wel moet worden en gooi er een leutig liedje in.’
‘Loop naar den duivel 1946’ gaat het hele jaar rond. Zes maanden Carré, dan naar Den haag en vervolgens in afgeslankte vorm door de provincie. In totaal worden er 240 voorstellingen gespeeld, die ruim 290.000 bezoekers trekken. Ondanks dit succes, zijn de gloriejaren van de revue voorgoed voorbij. Een nieuwe tijd is aangebroken en binnen enkele jaren doet de televisie zijn intrede. Alleen de Snip en Snap Revue weet het nog twintig jaar lang vol te houden.
Voor Heintje zelf is het allemaal goed geweest. ‘Loop naar den duivel’ is de afsluiting van een trieste periode, het markeert een nieuw begin en is bovenal een overwinning op haarzelf. De trillingen die ze overhoudt aan de onderduik verdwijnen, ze hervindt haar zelfvertrouwen en krijgt weer zin in de toekomst. Haar dankbaarheid aan Alex Wunnink uit ze in een gesigneerd portret dat ze hem overhandigt, voordat de ‘troupe’ naar Den Haag vertrekt. ‘Aan mijn sympathieke baas, de heer Wunnink, ter herinnering aan de prettige tijd van loop naar den duivel 1946. Henriette Davids.’
Heintje Davids is terug. En hoe. ‘Mijn mooiste revue is de revue die ik op het ogenblik speel, maar volgend jaar hoop ik een nog veel mooiere en betere revue te brengen. Tenslotte is het oordeel toch uitsluitend aan het publiek.’
Bronnen: Collectie TheaterSentiment, Mijn Levenslied – Henriëtte Davids (uitgave Johan Mulders), Altijd maar draaien – Jan Liber (uitgave De Arbeiderspers), Delpher