Malle Gevallen
Klokslag middernacht barst het feest los in Tuschinski. Het zijn de eerste uren van 28 september 1935 en in de beroemde Amsterdamse bioscoop vindt de première plaats van een nieuwe Nederlandse film: ‘Malle Gevallen’. De verwachtingen zijn hooggespannen. De aanwezige hoofdrolspelers houden hun adem in, de recensenten in de zaal slijpen hun messen.
Het geduld van het publiek wordt echter danig op de proef gesteld. Pas na een uitgebreid voorprogramma met filmjournaals, een kleurenfilmpje met Betty Boop en een muzikale show van Max Tak en zijn orkest, kan de hoofdact beginnen. Het is dan al half drie. Buiten is het nog altijd druk. In 1935 vormen de Regulierstraat en het Rembrandtplein ook al een populair uitgaansgebied.
De speelfilm die Nederland verdeelt
De film begint. Stilte in de zaal. De openingsscène brengt ons naar Leiden. Het is een zomerse dag en een autobus met open dak stopt voor het standbeeld van de beroemde arts Boerhaave. De jonge dames in de bus worden belerend toegesproken door een strenge juffrouw, die de aandacht van de bakvissen niet kan vasthouden. Aan de voet van het standbeeld ligt namelijk een student zijn roes uit te slapen, tot hilariteit van de dames.
In de bus herkennen we de actrices Enny Meunier en Anny van Duyn. De student is de bekende komiek Johan Kaart, die inmiddels is ontwaakt en geniet van de aandacht van de dames. Met zijn mimiek weet hij niet alleen de meisjes, maar ook de zaal aan het lachen te krijgen.
Als de bus vertrekt, springt hij op zijn fiets en volgt de dames door het centrum van Leiden, wat prachtige sfeerbeelden oplevert. Ondertussen betrekt Hans Kaart, alias Bram, zijn twee studentenvrienden bij de achtervolging. Terwijl het drietal de bus achterna fietst, zingen ze het aanstekelijke openingslied ‘Geen geld en toch geen zorgen.’ Wat volgt is een dolle, studentikoze klucht. Vol met grappen, misverstanden en leuke liedjes. Uiteindelijk loopt alles goed af en kunnen de drie jongens hun meisjes in de armen sluiten.
De film heeft een ware sterrencast. Naast Kaart, Meunier en Van Duyn schitteren ook bekende toneelacteurs als Fie Carelsen, Louis Grimberg en Louis de Bree op het witte doek. Een van de studentenvrienden van Hans Kaart wordt gespeeld door Roland Varno, een Nederlandse acteur die aan het doorbreken is in Hollywood. Het meisje Loekie wordt gespeeld door het revuesterretje Jopie Koopman.
De producent van de film is Loet C. Barnstijn. In maart 1935, een half jaar voor de premiere, maakt hij zijn plannen openbaar. Na het eclatante succes van de verfilming van De Jantjes een jaar eerder, wil hij geen nieuw ‘Jordaan epos’ produceren. Hij kiest voor de bestseller ‘Malle Gevallen’ van de Nederlandse schrijver Hans Martin. Deze bekleedt inmiddels een hoge positie binnen de KLM.
Het is een bekend en geliefd boek, een collectieve herinnering. Een gewaagde keuze dus van de producent. Martin schrijft het boek in 1913 en in die tijd is het een enorme hit onder jongeren. Het is een voor die tijd gewaagde roman over het wilde leven van de studenten in Leiden. Een boek waar Barnstijn en zijn generatiegenoten dus warme herinneringen aan hebben. Barnstijn kiest Simon Koster uit om het boek te bewerken tot een filmscenario.
Jaap Speyer, die ook de Jantjes deed, mag de film regisseren. Deze Nederlander heeft in de jaren twintig veel ervaring opgedaan als regisseur in UFA studios in Berlijn, maar als de Nazi’s aan de macht komen keert hij terug naar Nederland. De al even ervaren Akos Farkas stelt hij aan als hoofd cameraman. Kortom, er wordt hoog ingezet.
De opnames buiten trekken veel bekijks
Bijzonder aan ‘Malle Gevallen’ is dat de film voor de helft op locatie wordt geschoten. In die tijd zijn studio opnames gebruikelijker. Naast de sfeerbeelden van Leiden levert het deze moderne aanpak ook prachtige beelden op van de Boulevard in Scheveningen, de Kagerplassen, de buitenwijken van Den Haag en het centrum van Delft. De opnamen trekken uiteraard veel bekijks van nieuwsgierige omstanders. Ook genereert het de nodige publiciteit, die Barnstijn zeer welkom is.
Helaas is het niet altijd mooi weer die zomer. De opnamen worden vanwege regen en onweer een paar dagen stilgelegd, wat het productieplan in de war schopt. Er is nog meer gedoe die zomer. Hans Martin kan zich niet vinden in het scenario en neemt afstand van het project. Op zijn beurt kan de scenarist Simon Koster zich niet vinden in de uitwerking van de regisseur en ook hij wil niks meer met de film te maken hebben. Het liefdesverhaal over opgroeiende studenten is verworden tot een banale klucht.
Het publiek in Tuschinski is niettemin razend enthousiast. Een staande ovatie valt de aanwezige spelers en medewerkers ten deel. Ze worden gehuldigd met bloemen en krijgen mooie speeches. De avond erop vinden de premières plaats in Den Haag (City Theater), Rotterdam (Grande Theater) en Utrecht (Rembrandt Theater). Ook daar mooie speeches en bloemen. Hans Martin en Simon Koster zijn bij geen van de galavoorstellingen aanwezig.
De pers wel. Die is net als hen weinig enthousiast over de film. De Tijd: ‘De film loopt vast in een serie onsamenhangende studentengrappen, die aan elkaar zijn geregen, zonder veel draad, zonder veel onderling verband.’
Jaap Speyer krijgt het er als regisseur flink van langs. ‘De buurman, die op zijn rust gesteld is en door het lawaai van de studenten ongelukkig wordt gemaakt, wordt met te grote nadruk gespeeld door Louis de Bree. Hij heeft een kundiger regisseur dan Jaap Speyer nodig. Dit geldt trouwens voor alle spelers. Een sterk regisseur is Jaap Speyer nooit geweest. Niet alleen in ‘De Jantjes’, ook in ‘Malle Gevallen’ toont hij zich een slappeling, die niet met het materiaal, dat een scenario hem biedt, weet om te gaan. Want bij alle banaliteit en alle leegheid van het gegeven, had een regisseur met fantasie althans iets van deze film kunnen maken.’ Dat liegt er niet om.
Het Vaderland schrijft: ‘Het geheel is te bourgeois. En dat komt voort uit de hardnekkige poging, subiet een hevig lachsucces te behalen. Men heeft teveel angst, dat met wat meer diepgang, de film niet genoeg publiek zal trekken en men een strop zal halen. Vandaar die grappen zonder einde. In Hans Martins boek ligt véél meer overtuiging, dan in deze film.’
Het lijkt alsof Barnstijn dit mijlenver zag aankomen. In het boekje dat bij de film wordt uitgegeven reageert hij bij voorbaat op de te verwachten kritiek. ‘Er zijn mensen die makkelijk kritiek leveren, zonder zich ook maar in het minst bewust te zijn van de grote moeilijkheden die het maken van een film biedt’, laat hij optekenen. Barnstijn benadrukt vervolgens dat het om het oordeel van het publiek gaat. ‘Verwacht geen hoogstaande kunst, belangrijk is dat de mensen zich vermaken.’
En daarmee krijgt hij het gelijk aan zijn zijde. Ondanks de scherpe kritieken wordt de film een groot commercieel succes en trekt ze maandenlang volle zalen. De liedjes uit de film worden grote hits en volop meegezongen, terwijl Barnstijn vol overgave al bezig is met de nieuwe productie.
De woorden waarmee hij in het filmboek van ‘Malle Gevallen’ de criticasters het gras voor de voeten heeft weggemaaid, blijven voor de moedige en ambitieuze Barnstijn altijd gelden: ‘De film heeft geen enkele pretentie dan het bioscooppubliek te amuseren. Uw gulle lach zal voor de scheppers van de film de hoogste en beste beloning zijn.’
Kijk hier naar de volledige film en oordeel zelf:
Bronnen: Collectie TheaterSentiment (filmboek en knipsels)/ Eye Filmmuseum/ Delpher-Koninklijke Bibliotheek