Meer dan een lied
Het verhaal van ‘Daar bij die molen’
‘Daar bij die molen’ heeft meer teweeg heeft gebracht dan je op het eerste gehoor zou verwachten van ‘zo’n pretentieloos liefdesliedje’. Het heeft zich niet alleen verankerd in ons collectief geheugen, maar het is mede aan dit lied te danken dat de molen zijn plek in het werelderfgoed heeft heroverd. De schrijver van het lied is Jan van Laar, diep verzonken in de vergetelheid. Tot nu.
Het is een typisch voorbeeld van een lied dat iedereen wel eens gehoord heeft, maar waarbij eigenlijk niemand de naam van de auteur kan noemen. Van Laar heeft dan ook zelf weinig genoten van het succes, het is hem nooit gelukt om uit die schaduw te komen. Maar met haar boek ‘Daar bij die Molen’ zet schrijfster en muziekhistorica Lutgard Mutsaers de auteur terug in het licht.
Van Laar wordt in 1872 in Utrecht geboren, als zoon van een timmerman en is voorbestemd om zijn vaders voetstappen te volgen. Hij doorloopt de Ambachtsschool en wil zich specialiseren als molenbouwer. Maar diep van binnen broeit er nog een ander passie. Van Laar wil het podium op. Dat verlangen wordt steeds sterker en op zijn negentiende legt hij zijn gereedschap neer. Jan wordt Jean. Dat moet een moeilijk besluit zijn geweest, want Van Laar komt geenszins uit een artistieke familie en gaat hiermee volledig tegen de stroom in.
In deze roerige jaren negentig, het tijdperk van de tingeltangels, de beginjaren van revue en cabaret, begeeft de jonge Van Laar zich in de andere wereld. Hij begint op te treden met vrolijke liedjes en grappige voordrachten en verovert een plek op het podium van Variété Flora in Amsterdam, dat onder leiding staat van de markante Leon Boedels. Zo bevindt Van Laar zich in het hart van het uitgaansleven van die tijd. Amstelstraat en Rembrandtplein, met zijn vele theaters. Dit wordt de plek waar de jonge timmermanszoon zijn nieuwe vak leert.
‘De persoon in zijn beginjaren als humorist, die fascineert me het meest’, zegt Mutsaers. ‘Als hij drijft op de energie van zijn tegendraadse keus voor het podium. Hij vergooit een toekomst als gerespecteerd burger. Hij moet zich bewijzen in de artiestenwereld. Dat lukt. Helaas is uitgerekend over die periode maar heel weinig bekend, maar hij blijft levenslang actief in zijn vak, tot hij er letterlijk bij neervalt. Dat spreekt mij aan. Ik hoop dat het mij ook zo zal vergaan.’
Van Laar ontmoet Betsy van Schalkwijk, dochter uit een gezin van kermisartiesten. Samen trekken zij als Duo Van Laar door het land met liedjes en sketches. In 1902 nestelt het gezin zich enige jaren in de thuisstad Utrecht, waar ze een winkel beginnen met muziek- en feestartikelen. De optredens gaan ondertussen gewoon door. Na een jaar of vijf keren ze terug naar Amsterdam, wat toch het Mekka van het Nederlandse variété en theater blijft en waarin je je als artiest moet begeven om de juiste contacten te krijgen.
Van Laar ploetert zich de jaren erna een slag in de rondte als zanger en humorist. Hij treedt op, van revue tot bruiloften en partijen. Hij schrijft daarnaast veel liedjes, voor zichzelf, maar ook andere artiesten. Hij haakt echter niet aan bij de opkomende platenindustrie, wat de populariteit van veel artiesten doet groeien. Jan is wellicht al te oud voor de noviteit en ziet er geen brood in, waardoor hij deze boot mist.
Hij is ondertussen wel erg begaan met zijn vakgenoten. De positie van artiesten is in de eerste decennia van de twintigste eeuw zeer broos. Wat eigenlijk voor alle lage beroepsgroepen geldt, zodat in deze tijd de vakverenigingen ontstaan.
Ook de artiesten willen hun krachten bundelen en Jan is in 1911 aanwezig bij de oprichtingsvergadering van een belangenvereniging.
Met name voor de broze positie van de tekstdichters maakt Van Laar zich de komende jaren sterk. Zij voelen zich vaak gedwongen hun liedjes voor een paar gulden te verkopen en blijven vervolgens met lege handen achter. ‘Dit thema, de emancipatie van de liedjesschrijvers als beroepsgroep, spreekt mij zeer aan’, legt Mutsaers uit. ‘Van paria tot auteur, binnen één generatie van makers, met dank aan onder anderen Jan van Laar. De belangenbehartiging loopt als een rode draad door zijn leven.’
Ook hierdoor verdient Van Laar eigenlijk een plek in onze geschiedenis. ‘Hij onderkent het belang van goed georganiseerde vertegenwoordiging, omdat hij hoger was opgeleid dan de meeste variétéartiesten van zijn generatie’, vertelt Mutsaers. ‘Hij treedt ook vaak op voor werkliedenverenigingen. Mijn indruk van de artiestenberoepsverenigingen is, dat ze al snel weer uit elkaar vallen, omdat ieder alleen zijn eigen belang nastreeft.
Dat begint ten goede te veranderen met de vakvereniging voor tekstdichters, waarvan Van Laar initiatiefnemer is. Hij wordt de eerste BUMA-bestuurder namens zijn beroepsgroep en zonder zijn eigen belang voorop te stellen. Iedereen die bij BUMA na Van Laar op zijn stoel heeft gezeten, bouwt namens de beroepsgroep voort op wat hij als pionier mogelijk heeft gemaakt.’
Ook in het persoonlijk leven maakt Van Laar in de jaren tien en twintig roerige jaren door. Hij krijgt een verhouding met de jongere Dina Boelen, met wie het Duo een tijdje optreedt. Ze raakt zwanger en krijgt een zoon, die Van Laar niet kan erkennen. Jaren later komt het toch tot een scheiding van Betsy en wordt Dina toch nog zijn tweede vrouw.
Hij is al 63 en nog volop actief als tekstschrijver, wanneer in 1935 het grootste succes zich aandient. Hij schrijft het lied ‘Het plekje bij den molen’. De populaire schlager- en smartlappenzanger Willy Derby zet het op zijn repertoire en brengt het uit op de plaat. Het wordt een groot succes, het publiek doopt de titel overigens gemakshalve om in ‘Daar bij die molen’. De timing is perfect. Juist als Van Laar zijn lied schrijft, verandert de positie van de molen in Nederland. Verdwijnt in de jaren daarvoor de ene na de andere molen door de sloophamer, vanaf 1934 realiseert men zich dat de molen toch wel een wezenlijk deel uitmaakt van onze identiteit. Zelfs de minister roept op om zoveel mogelijk molens te sparen.
De populariteit van de molen krijgt een duwtje in de rug dankzij de jonge Amerikaanse crooner Bing Crosby, die wereldwijd succes heeft met de song ‘Little Dutch Mill’, waardoor het toerisme naar de molens in Kinderdijk flink aantrekt. Dat Van Laar juist dan met zijn lied komt is waarschijnlijk geen toeval, gezien zijn achtergrond als ‘gesjeesde molenstudent’.
Het lied wordt een knaller en draagt bij aan de groeiende waardering voor de Nederlandse molens. Het is aan dit alles te danken dat er überhaupt nog oude exemplaren staan in Nederland.
Deze context van het lied is voor de schrijfster het belangrijkste motief geworden om het boek te maken. Zodra ze merkt dat het kantelmoment in de nationale geschiedenis van het molenbehoud precies samenvalt met de hitfase van ‘Daar bij die molen’, krijgt het onderwerp van ‘de man en zijn lied’ voor haar een bredere cultuurhistorische inbedding. En aansluiting met het heden. Het eureka-moment brengt ook meer gelaagdheid in het verhaal: de molen krijgt zelf een rol, de molen wordt een personage. Die vondst is cruciaal om door te zetten met het boek.
Het is niet alleen het oer-Hollandse onderwerp, maar ook de pakkende melodie, die van ‘Daar bij die molen’ een evergreen maakt. Zodra je het hoort, blijft het kleven. Een deel van de melodie ontleent Van Laar aan de Duitse filmhit ‘Das gibt’s nur einmal’ van Lilian Harvey. Ook bekend als ‘Christel’s Lied.’ De componist Werner Heymann heeft overigens zelf ook aangegeven de oorwurm vermoedelijk te hebben ‘geleend’. Het lenen van deze melodie door Van Laar zou tegenwoordig misschien plagiaat heten, maar is in die tijd zeer gebruikelijk, benadrukt de schrijfster van het boek.
‘Van Laar leent zijn hele artiestenleven lang, passages uit bestaande melodieën, zoals de meeste van zijn collega’s dan doen. Er zijn allerlei trucjes om een bestaande melodie ‘om te bouwen’, zodat deze nieuw lijkt. In de bronnen ben ik de vergelijking met het Duitse nummer trouwens niet tegengekomen.’
Het succes is niet alleen in Nederland immens, maar ook in het buitenland en wordt sindsdien vertolkt door de meest uiteenlopende artiesten. In een Engelse vertaling zijn het bijvoorbeeld The Andrews Sisters die er in Amerika mee scoren. ’Als je vraagt of ik wil kiezen, dan ga ik voor deze versie, die swingt honderd procent Amerikaans de pan uit. Heerlijk, helemaal mijn smaak ook. En de nieuwe tekst overstijgt de molen als ‘plekje’, hij wordt een symbool van onophoudelijke beweging en verlangen. Dat vind ik een meerwaarde. Mijn absolute favoriet is echter de instrumentale versie van het blaasorkest op Sulawesi. Die sound, die stoere breekbaarheid, wat mij betreft het ultieme bewijs van de kracht van deze melodie.’
Lutgard Mutsaers is opgeleid als onderzoeker op muziek-, theater- en dansgebied (westers, historisch). Daarna heeft ze zich zelfstandig gespecialiseerd in populaire-muziekstudies. Daar gaat het om de productie, distributie en receptie van gemedialiseerde muziek, in de context van tijd en plaats. Ze is gepromoveerd in de cultuurgeschiedenis. ‘De onderwerpen zelf moeten voor mij nieuw zijn, en ik moet er iets in zien dat het de moeite waard maakt om er tijd in te steken. Ik wil graag een zinvolle aanvulling bieden op wat al in bredere kringen bekend is, bijvoorbeeld omdat er boeken, films, documentaires, youtubebeeld en -geluid en wiki-sites van zijn. Wat dat betreft was dit onderwerp ‘ideaal’: ik kon het vrijwel vanuit het niets opbouwen.’
Van Laar heeft er allemaal niks aan. Uitgerekend van dit lied verkoopt hij de rechten aan een muziekuitgeverij. Zo beleeft de man, die zich altijd zo inzet voor de belangen van auteurs en artiesten, weinig plezier aan dit succes. Het zal de rest van zijn leven aan hem blijven knagen. Vlak voor zijn dood weet hij nog een deal te sluiten met de rechthebbende, maar lang kan hij er niet van genieten. Van Laar sterft in 1949 en is dan al vergeten. Hij wel, maar zijn lied niet.
Met ‘Daar bij die molen’ heeft Mutsaers een uiterst gedetailleerde, maar leesbare biografie geschreven, waarbij ze de hoofdpersoon in een groter kader plaats. Niet alleen die van de Nederlandse molen, maar ook van het artiestenleven in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Die combinatie maakt het boek zeer de moeite waard. Inmiddels is een tweede druk aanstaande, een verdiende waardering voor het werk dat al met al veel tijd en onderzoek heeft gevergd.
‘Mijn eerste contact met de kleinzoons van Jan van Laar dateert al van 2013’, legt de schrijfster uit. ‘Ze hebben me toen inzage gegeven in het privé-archief.’ Tal van andere projecten komen in de loop der jaren voorbij, zodat ze het boek pas in 2020 kan afronden. Alles bij elkaar duurt het het zo’n anderhalf jaar om het boek te maken. ‘De feiten heb ik vrij vlot op een rijtje gekregen, maar de meeste tijd zit in het vinden van de vorm en het schrijven zelf.’
Van Laar heeft er allemaal niks aan. Uitgerekend van dit lied verkoopt hij de rechten aan een muziekuitgeverij. Zo beleeft de man, die zich altijd zo inzet voor de belangen van auteurs en artiesten, weinig plezier aan dit succes. Het zal de rest van zijn leven aan hem blijven knagen. Vlak voor zijn dood weet hij nog een deal te sluiten met de rechthebbende, maar lang kan hij er niet van genieten. Van Laar sterft in 1949 en is dan al vergeten. Hij wel, maar zijn lied niet.
Met ‘Daar bij die molen’ heeft Mutsaers een uiterst gedetailleerde, maar leesbare biografie geschreven, waarbij ze de hoofdpersoon in een groter kader plaats. Niet alleen die van de Nederlandse molen, maar ook van het artiestenleven in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Die combinatie maakt het boek zeer de moeite waard. Inmiddels is een tweede druk aanstaande, een verdiende waardering voor het werk dat al met al veel tijd en onderzoek heeft gevergd.
‘Mijn eerste contact met de kleinzoons van Jan van Laar dateert al van 2013’, legt de schrijfster uit. ‘Ze hebben me toen inzage gegeven in het privé-archief.’ Tal van andere projecten komen in de loop der jaren voorbij, zodat ze het boek pas in 2020 kan afronden. Alles bij elkaar duurt het het zo’n anderhalf jaar om het boek te maken. ‘De feiten heb ik vrij vlot op een rijtje gekregen, maar de meeste tijd zit in het vinden van de vorm en het schrijven zelf.’
Het boek is te bestellen via de uitgever Boekscout