Op zoek naar Nico de Haas
Wat kan erger zijn dan tijdens je leven al ouderwets gevonden te worden? Sommige artiesten ontwikkelen zich artistiek en vinden zichzelf opnieuw uit. Louis Davids en Freek de Jonge zijn daar mooie voorbeelden van. Er zijn er die jarenlang hetzelfde kunstje vertonen en daardoor artistiek stil blijven staan. Dat overkwam karakterkomiek Nico de Haas (1854-1924).
Een komiek met een karakteristiek hoofd die op het toneel karakters uitbeeldde. Zijn repertoire was zeer geliefd maar werd door nieuwe stromingen ingehaald. In verschillende necrologieën uit zijn sterfjaar wordt geschreven dat hij de laatste van een generatie artiesten van ‘vroeger’ was. Samen met de karakterkomiek Abraham de Winter en coupletzanger Chrètiénni was hij een van de bekendste artiesten uit de negentiende eeuw.
De jeugd van Nico is armetierig. Zijn ouders scharrelen op kermissen hun kostje bij elkaar. Als tienjarig ventje wordt hij door zijn vader vertrouwd gemaakt met het toneel en het artiestenleven. Hij groeit letterlijk tussen de coulissen op. Optredens zetten financieel weinig zoden aan de dijk. Daarom is hij overdag loopjongen van een schoenmaker en ’s avonds speelt hij op de planken. Er is van deze beginperiode, of over zijn ouders, weinig terug te vinden.
Nico wordt geboren op 4 november 1854 in Amsterdam. Hoewel hij later bekend zal staan als een Rotterdamse artiest, is hij Amsterdammer van geboorte. De familie, na hem wordt nog een broertje Alexander geboren, woont in een smalle straat bij de Amsterdamse Nes. Een buurt vol kroegen, tingeltangels en bordelen.
Als zoon van een artiestenechtpaar is hij in de wieg gelegd om hetzelfde vak in te gaan. Zijn ouders, Markus de Haas en Susanna Leduc, zijn toneelspelers en treden op in de kleine dorpen rondom de hoofdstad. Het reizende artiestenleven is voor de familie De Haas zwaar. Over het gezin is het verhaal bekend dat zij – vader, moeder en Nico – ’s avonds in een klucht op de planken staan terwijl in een wagen naast de tent de vierjarige Alexander op sterven ligt. Na het einde van de voorstelling vinden zijn ouders het kind dood in bed. In het Gelders archief is inderdaad de aangifte van overlijden in Culemborg terug te vinden.
Artiestenkinderen
De Haas speelt in zijn jeugd bij verschillende toneelgezelschappen die zogenaamde ‘draken’ brengen. Sentimentele toneelstukken en kluchten gericht op boeren en buitenlui. Ze reizen de kermissen af om daar in tenten hun kunsten te laten zien.
Veel bekende artiesten uit de beginjaren van de fonograaf en grammofoon komen voort uit rondreizende toneelfamilies. Bekende namen zoals Davids, de la Mar of Nooy. Het komt geregeld voor dat artiestenkinderen als jongste komiek of zanger in de leer gaan bij het reizende gezelschap van een collega. Zo ook Nico. Jarenlang reist hij de kermissen van ons
land rond. Van Dinxperlo tot Valkenswaard. Als hij in 1873 achttien jaar is, trekt hij de stoute schoenen aan en wil geen bestaande, maar eigen teksten uitspreken: hij begint als karakterkomiek.
Echt ontdekt door het grote publiek wordt hij in het laatste decennium van de negentiende eeuw, zo rond 1890. Aan het eind van de eeuw komen er nieuwe optreedgelegenheden, kunnen de kermisartiesten terecht in theaters en wordt Nico ontdekt door een nieuw publiek. Vanaf dan vind je zijn naam in krantenadvertenties en recensies vermeld. Een laatbloeier. Al viert hij in april 1898 in Rotterdam zijn 25-jarig artiestenjubileum.
Middeleeuws boek
In het archief waar ik binnengestapt ben is het doodstil. De enige bezoeker is een man die een middeleeuws boek doorbladert. Hij heeft het fragiele werk op een kussen gelegd zodat het niet uit elkaar valt. Nadat ik vertel waar ik voor kom geeft een baliemedewerker mij een kartonnen doos. Het is een speciale transportdoos uit het depot. Plat, ter grootte van een krant.
Nadat ik ben gaan zitten en de doos opensla zie ik daarin twee blauwe dossiermappen die met touwtjes zijn vastgeknoopt. ‘1879-1889’ staat met potlood in de rechter bovenhoek geschreven. Als ik de map openmaak ligt er voor mij een dik boek met een harde, groene kaft. De lijm van de rug laat los zodat het uit diverse losse delen bestaat.
Het is gevuld met het repertoire van de komiek. Wanneer ik het opensla ruik ik muffe lucht uit een andere eeuw. Het boek is een verzameling handgeschreven teksten in negentiende eeuws, zwierig handschrift. Met een kroontjespen heeft Nico zijn teksten opgeschreven. Er staan weinig fouten in er is nergens tekst doorgekrast. Op bruine bladzijdes, sommige met vetvlekken, is in priegelig handschrift zijn repertoire te lezen. Aan de voor- en achterzijde staat op de binnenzijde van de kaft een inhoudsopgave geschreven. Door de broosheid en ouderdom van het karton is het slecht te lezen.
Wat doet een karakterkomiek? Dit type komedianten is in de tweede helft van de negentiende eeuw populair in ons land. De Haas kan als een van de eersten beschouwd worden. Het zijn solisten of duo’s die karakters spelen, typetjes – veelal domme boeren, straatzangers of paartjes. Vanaf het eind van de eeuw zijn jordanese types populair. Sommige acteurs bouwen er hun hele carrière op. Zoals het duo Solser en Hesser en hun navolgers Mie en Ko.
Nadat het grote publiek hem ontdekt heeft gaat het snel. Mede door het succes van zijn collega Abraham de Winter komen karakterkomieken in de mode. Ze treden veel op in de provincie. Wat zou ik er in augustus 1895 graag bij zijn geweest. Hoewel concurrenten, lukt het een Rotterdamse theaterdirecteur om zowel De Winter als De Haas voor zijn
specialiteitengezelschap te strikken. In de zomer van dat jaar reizen de komieken in een programma langs de kermissen van Zwolle, Leeuwarden en Groningen. Ik zou graag vanuit de coulissen naar die twee hebben gekeken. Beiden zullen gekleed zijn als de typetjes die ze die avond spelen. Van De Winter is het bekend dat hij een lied over de oorlog in Lombok zong. Wat zal De Haas gezongen hebben?
In het archief ga ik bladerend door het materiaal van De Haas heen. Het boek begint met een humoristische scène tussen een loods, Andries genaamd en Leentje het garnalenmeisje. Het is een scène uit een populair 19e eeuws toneelstukje waarmee bewezen is dat komische scenes uit die stukjes gelicht werden en als nummers los
opgevoerd werden. Verderop liederen als ‘De vrouwen’ en ‘Ik zeg het aan m’n snoetje hoor’. Halverwege het boek een komisch duet tussen twee vrijers Jan en Keetje. Waar de scènes vandaan komen is niet na te gaan. Het valt op dat ze niet met Nico’s naam ondertekend zijn zoals bij zijn solo-scènes wel het geval is. Ik beeld mij in dat dit misschien de beste scènes uit zijn repertoire zijn. Wellicht nog overgeleverd uit de tijd van zijn ouders.
Doodgraver
Verder in het boek zien we zijn werk als karakterkomiek. Proza of solo-scène heeft hij er boven geschreven. Wij zouden het een conference noemen. Ze staan er achter elkaar: Nico als doodgraver, straatzanger, muzikant, souffleur of stadsomroeper: ‘Mijnheer ik ben een omroeper / Ik kan heel wat verhalen / Want in een stad als hier gebeurd heel wat / Maar die mij nodig heeft / Moet mij goed betalen.’
Vaak schrijft hij er aanwijzingen bij over het toneelbeeld zoals in ‘De oppasser’: ‘Zit in gedachte met ellebogen op tafel. Voor hem staat een groot glas jenever. Daarnaast liggen twee rijksdaalders. Naast hem op zijn stoel liggen enige schoenborstels, op den grond een paar laarzen.’
Zijn komische voordrachten hebben allemaal dezelfde opbouw. De Haas komt op in zijn creatie. Hij zingt een welkomstrefrein met een simpele tekst en pakkende deun. Daarna een eerste couplet. Dan klinkt de muziek verder en spreekt hij er parlando overheen.
Uit de tekst van het refrein en couplet, maar ook hoe de komiek gekleed is, kan het publiek opmaken wat voor type hij uitbeeldt. En voor wie het dan nog niet in de gaten had legt de komiek ook uit wie hij voorstelt. De gesproken tekst, het parlando zoals ze het toen noemden, zit vol grappen en kwinkslagen. Daarna vangt een tweede couplet aan. Weer gevolgd door wat grapjes. Vaak eindigen de nummers na vier coupletten met een afsluitend refrein.
De Haas heeft op een soirée met dames met veel succes opgetreden
Naast de blauwe dossiermap met zijn repertoireboek is er nog een grote, rode map met het formaat van een krant. Als ik het opensla ligt het plakboek van Nico de Haas voor me. Of hij heeft tijdens zijn leven niet veel verzameld of hij is er al snel mee opgehouden. Want met vier pagina’s is het niet echt memorabel te noemen.
Er zijn wat krantenrecensies in geplakt en aankondigingen van programma’s waaraan hij heeft meegewerkt. Een briefje uit maart 1893, waarin het bestuur van een vereniging uit Eindhoven hem bedankt voor de amusante avond. Een tweede briefje gedateerd maart 1895, van Societeit Momus uit Maastricht. De voorzitter van het bestuur verklaart dat ‘De Haas op een soirée met dames in de schouwburg, en op een herensoirée in het Momus lokaal – met zeer groot succes heeft
opgetreden’.
Ik sla de pagina om en zie een getypt briefje van impresario W. Boesnach uit september 1895. Hij vraagt of De Haas trek heeft in een engagement in Zuid-Afrika. De conditie is 10 pond per week, een periode van 16 weken met vrije reis vanuit Rotterdam.
Gedurende de reis wordt er geen gage uitbetaald. De Haas zal er niet op ingegaan zijn omdat er verder geen informatie over een reis naar Afrika terug te vinden is. Als compliment zal hij het briefje bewaard hebben.
Een andere map, weer een grijse dossiermap, is interessanter. Hierin zitten een handvol contracten. Vergeelde vellen die uit elkaar vallen van ouderdom. Gedrukt staan namen van theaters zoals het Scala in Den Haag of het Rotterdamse Circus Variété Pfläging.
De algemene voorwaarden zijn voorgedrukt op dun, bijna doorzichtig papier. Op de plaats waar een naam, datum of gage ingevuld moet worden staan stippellijntjes. In zwierig, handschrift staan in inkt de afspraken beschreven.
Decembermaand 1902: twee weken Scala in Den Haag met als honorarium vijftien gulden per dag (€200.-).
Het optreden moet in de smaak zijn gevallen. Er is een volgend Scala-contract van april 1903. Weer twee weken en vijftien gulden per dag. Een later contract uit 1904, van het Rotterdamse Circus Variété met de illustere variété koning Carl Pfläging als directeur. Weer twee weken voor hetzelfde honorarium per dag. Dat de Haas de grens overgaat getuigt een contract van een theater in Essen uit 1906, eveneens voor vijftien gulden per dag.
Daarna wordt zichtbaar dat de populariteit van de man tanende is. In 1912 krijgt hij in het Apollo Theater in Amsterdam beduidend minder, slechts twaalf piek per dag. En in 1915, in het Casino Variété aan de Coolsingel in Rotterdam ook twaalf gulden per dag
(€125.-).
Om een idee te krijgen van zijn steeds meer verouderende repertoire moeten we even afstand nemen. Als nieuwe stroming komt aan het einde van de negentiende eeuw het realisme de amusementssector in. Het publiek wil geen zoetgevooisde paartjes op het toneel zien maar een afspiegeling van zichzelf of de maatschappij.
Koos Speenhoff krijgt grote bekendheid wanneer hij liedjes zingt over het echte leven. De toneelschrijver Herman
Heijermans is in opkomst en laat zijn publiek stukken ervaren over een verboden affaire tussen gewone mensen of een realistisch vissersdrama.
Tegen de nieuwe namen van de eeuw zoals Eduard Jacobs en Koos Speenhoff steken de karakterkomieken bleek af. Hun liedjes vinden al snel een weg bij het grote volk. Vooral Speenhoff wordt in deze jaren mateloos populair.
De Haas probeert op de tijdsgeest mee te liften en de actualiteit te bezingen zoals de Russisch-Japanse oorlog en zijn lied ‘De spoorwegstaking’ uit 1905: ‘Ik Heb mijn hele leven door / Nooit gezeten in het spoor / En nu ‘k een reisje wil gaan maken / Gaan ze staken’.
Dit was zijn populairste lied op de wijze van de internationale hit ‘The man that broke the bank of Monte Carlo’.
Vanaf de jaren ’10 klinkt er vaker kritiek op zijn ouderwetse voordrachten. Zijn komische voordrachten als fotograaf, kapelmeester of kantoorbedienden staan steeds verder af van de nieuwe orde. Steeds vaker wordt hij weggezet als een ‘een hele oude bekende’.
In 1920 – vier jaar voor zijn dood – wordt Nico als ‘van den nog steeds bekenden karakter-komiek Nico de Haas Sr.’ Aangekondigd voor een optreden bij het Rooms Katholieken Bond voor Handels, kantoor- en winkelbedienden – de afdeling Schiedam.
Alex de Haas
In het plakboek is ook een aankondiging geplakt van een optreden samen met ‘de Jongeheer de Haas’. Nico’s elfjarige zoon Alex wordt aangekondigd als ‘Neerlands kleinste mimiker en coupletzanger, voorstelllen van verschillende karakers en personen’.
Duidelijk is dat Alex, net als Nico indertijd, onder zijn vaders artiestenvleugels wordt genomen. Vanaf dat eerste deccenium van de nieuwe eeuw zijn er verschillende aankondigen waarin vader en zoon samen optreden. Hoewel Nico’s repertoire verouderd raakt weet hij zijn positie tijdens variété-avonden in de eerste twee decenia vast te houden.
Blijkbaar werkt zijn oude roem nog prima. Hij treed vaak op als laatste nummer voor de pauze, plus een tweede keer voor het eind. Het is de beste plek in een programma dat verder opgeluisterd wordt met jongleurs, goochelaars en muzikaal intermezzo’s. Zijn zoon zou gedurende zijn loopbaan ontdekt worden door Lou Bandy, vervolgens bij Jean-Louis Pisuisse werken en zelf een cabaretcarrière opbouwen.
Hoewel De Haas komiek was stond hij bekend als een humeurige man, die grof en sarcastisch uit de hoek kon komen. Aan het eind van zijn leven hield hij een lijstje bij over op welke wijze collega’s aan hun einde waren gekomen.
Nico de Haas sterft elf dagen voor kerstmis 1924 op zeventigjarige leeftijd. Er is weinig over gebleven van zijn repertoire. Hij is typisch een artiest die tijdens zijn leven geen hit gehad heeft. Om een ster tijdens het grammofoontijdperk te worden kwam Nico te vroeg. Hij heeft weinig platen gemaakt. Wellicht vond de platenmaatschappij hem destijd al oubollig.
In 1994 verwerft het Theater Instituut de vermaarde platencollectie van Ir. E.H.Weber. In zijn collectie bevindt zich slechts één opname van Nico de Haas – tegenover 99 opnames van het Duo Speenhoff. Het toont aan dat zelfs de blik van Weber niet op deze‘oude’ artiest gericht was. Of is een plaat van De Haas zo zeldzaam dat ze gewoon niet te vinden zijn? De plaat is destijds door het TIN niet gedigitaliseerd – waarschijnlijk is het een grote Pathé.
In de jaren ’60 zingt Rob van de Meeberg in het radioprogramma ’t Oproer Kraait het lied ‘De spoorwegstaking’. Ik vermoed dat dat de laatste keer was dat Nico de Haas’ repertoire gehoord is.
Bronnen:
Bronnen: Universiteit van Amsterdam, Theatercollectie Allard Pierson, archief Nico de Haas, referentie 200000381.001 / Delpher / Jacques Klöters boek ‘100 jaar amusement in Nederland’. Met dank aan: Lisa Lucassen, Jacques Klöters, Maarten Eilander en Rinus Blijleven.