Adolphe Engers wil in 1938 groots uitpakken met zijn dertigjarige jubileum als acteur. Maar het loopt allemaal iets anders. De een na de andere prominent verlaat het feestcomité, totdat alleen een paar bevriende collega’s overblijven. De reden van de ophef: de acteur is homoseksueel.

De jubileumavond heeft plaats in de statige Koninklijke Schouwburg Den Haag, de thuisbasis van het Hofstad Toneel. Voor zijn jubileum heeft Adolphe Engers het stuk ‘Zijne eminentie doet zaken’ uitgekozen, dat geschreven is door zijn goede vriend Ben van Eijsselsteijn. 

Een stuk dat zich afspeelt in een Frans dorp, waar een graaf (een rol van Theo Frenkel) zich nog steeds in de zestiende eeuw waant. Hij krijgt het aan de stok met zijn nichtje, gespeeld door Myra Ward, die in Amerika heeft gestudeerd en met beide benen in de moderne tijd staat. Engers speelt een Franse dorpspastoor die alle conflicten probeert te sussen. Ook de bekende Mimi Boesnach speelt mee, in de rol van tante Lamartine.

Emile Jannings

Ondanks de mooie voorstelling ligt er toch een donkere deken over de avond. Er zijn geen vertegenwoordigers van de overheid, een aantal prominenten is weggebleven. 

Gesigneerde miniaturen van Adolphe Engers uit de collectie Hollmann. Collectie TheaterSentiment

Terwijl Engers niet de minste is, maar een internationaal bekende acteur, die zelfs naam maakte in de jaren twintig als filmacteur in Berlijn. En in het feestcomité, waarin alleen bevriende acteurs en journalisten zijn overgebleven, zitten daarom toch grote namen als de Duitse filmster Emil Jannings en romanschrijver Vicki Baum

De in het Limburgse Gulpen geboren Engers had eigenlijk militair moeten worden, tenminste, als het aan zijn vader had gelegen. Maar zoonlief denkt daar anders over. Hij vindt als jongeling een betrekking bij een internationaal bedrijf, dat hem in Nice stationeert. Het kantoor staat tegenover het theater en daar ontvlamt de liefde voor het toneel.

Herman Heijermans

Engers gaat studeren aan de toneelacademie in Keulen, waar hij les krijgt van Max Martersteig, in die tijd een toonaangevende naam in de toneelwereld. Teruggekeerd in Nederland gaat hij aan de slag bij de gezelschappen van Willem Royaards, Herman Heijermans en Eduard Verkade. Maar als in Nederland in 1919 de toneelstaking uitbreekt, neemt hij de wijk naar Duitsland, waar hij ook in films gaat spelen.

‘Van deze keus heb ik nooit spijt gehad’, zegt hij later in een interview. ‘Het voelde in Duitsland als een openbaring, omdat de mens en de kunstenaar er waardering vond voor zijn werk. Ik kreeg direct al een aardige filmrol in ‘Die vier Teufel’ van Herman Bang. De opnamen ervan werden in Berlijn, Leipzig en Kopenhagen gemaakt.’

Tot 1928 werkt Engers in het mondaine Berlijn, waar hij zich als een vis in het water voelt en grote bekendheid geniet. Toch strijkt hij na een tournee door het toenmalige Nederland-Indië weer neer in Nederland en wordt opgenomen in het gezelschap van Cor van der Lugt Melsert.

Engers is een veelzijdig kunstenaar. Schrijft filmscenario’s, liedteksten, romans en vertaalt toneelwerken van de bekende schrijver Frederic Molnar, met wie hij bevriend is geraakt. Ook heeft hij zichzelf aan toneelschrijven gewaagd, In 1917 al, schrijft hij een stuk over de Engelse auteur Oscar Wilde, waarin Engers openlijk uitkomt voor zijn homoseksualiteit. Een openheid waar Nederland nog lang niet klaar voor is. Het stuk wordt dan ook nooit opgevoerd.

In Holland is men niet gevoelig

Adolphe Engers

Als kosmopoliet voelde hij zich vrij in het Berlijn van ‘de roaring twenties’, maar in Nederland ervaart hij de sfeer als benauwend. Terugkeren naar Berlijn is na de machtsovername van de nazi’s echter geen optie meer. Engers is niet alleen homoseksueel, maar ook joods.

Adolphe Engers. Collectie TheaterSentiment

Ook als acteur is het contrast met de wereldstad Berlijn groot. ‘Hoe hoog de Hollanders intellectueel ook aangeschreven staan, voor het toneel, dat toch een tak van cultuur is, is men hier niet gevoelig’, aldus Engers in een interview. ‘Ik schat dat het Nederlandse volk slechts voor twintig procent uit toneelpubliek bestaat.’

Toch lijkt het jubileum in 1938 allemaal groots en meeslepend te worden, zoals het een groot acteur betaamt. Goed gevulde enveloppe, bloemen en kransen, maar bovenal de erkenning. Niet alleen van de kunstbroeders, maar ook van de overheden. Eindelijk. Het jubileumcomité vormt aanvankelijk een bont gezelschap van prominenten.

Simon Carmiggelt

Daar horen traditiegetrouw ook recensenten in te zitten en in dit comité is dat onder meer de jonge journalist Simon Carmiggelt. Hij herinnert zich later dat zijn collega van de katholieke residentiebode korte tijd voor het jubileum uit het comité stapt. Met de woorden: ‘Ik hoor dat de acteur homosekueel is. Dat kan ik niet verantwoorden aan mijn vrouw en kinderen’.

Dan is het hek van de dam en de ene na de andere prominent stapt eruit. ‘Het is toen een hele armoedige huldiging geworden’, aldus Carmiggelt. Al wordt er die bewuste avond van alles gedaan om er toch iets moois mogelijk van te maken.

Na afloop van de voorstelling wordt de jubilaris op het toneel geroepen. Cor van der Lugt Melsert, artistiek leider van het Hofstad Toneel en voorzitter van het comité, neemt het woord. Na lovende woorden aan het adres van Engers, durft hij ook de zogenaamde olifant in de kamer te benoemen: ‘Het is een merkwaardige huldigingsavond, omdat er geen autoriteiten bij betrokken zijn. Wij vieren je jubileum onder de kunstenaars en met het publiek.’

De afwezigheid van burgemeester, wethouders en andere prominenten is inderdaad uiterst pijnlijk. Jubileren is tijdens het interbellum een geliefde bezigheid voor artiesten. Het is een manier om met giften wat bij te verdienen, maar ook een middel om artiesten in het zonnetje te zetten. Rondom de jubilaris wordt een comité gevormd met politici, journalisten en andere hoogwaardigheidsbekleders, die allemaal eregasten zijn op de jubileumavond. Een moment van erkenning voor de artiest in kwestie.

Laffe weglopers

Niet bij Adolphe Engers dus. De prominenten zijn er de weken voorafgaand aan het jubileum uitgestapt, de ereloge oogt leeg en de toespraken blijven uit.

De acteur laat zijn hoofd niet zakken, reageert dankbaar op alle huldeblijken van collega’s en publiek, maar laat niet na een sneer te verkopen naar de laffe weglopers. Hij herinnert de aanwezigen eraan dat burgemeester en wethouders graag in de loge plaatsnemen als de Italiaanse Opera optreedt of andere buitenlandse gezelschappen. ‘Maar hedenavond, nu het een Nederlands artiest geldt, zijn de loges van de overheid leeg’, spreekt Engers.

In de kranten wordt gelukkig nauwelijks gerept over de schamele huldiging en de werkelijke oorzaak van het wegblijven. Er worden vooral superlatieven gebruikt om het talent van Engers te omschrijven. 

Het einde

Nog twee jaar kan Engers van zijn vak genieten. Dan volgen de bezettingsjaren en moet hij als jood onderduiken. Hij overleeft, probeert na de bevrijding de draad weer op te pakken, maar dat is lastig. De acteur is het grootste deel van zijn familie kwijt, de wereld is veranderd en in december 1945 sterft hij aan een hartstilstand. Engers is dan 61 jaar.

Een droevig einde van een Nederlandse kunstenaar, een multi-talent van internationale allure, maar bovenal een acteur in hart en nieren. Cor van der Lugt Melsert had het niet treffender kunnen zeggen, die avond in 1938, met de woorden waarmee hij de huldiging afsloot. ‘Blijf de man, die je al zoveel jaren bent geweest. Speel zoals je het altijd gedaan hebt; met je hele hart, met al de liefde die je hebt voor het toneel.’

Bronnen: Facetten van vijftig jaar Nederlands toneel – diverse auteurs/Moussault / Krantenarchief Delpher / Collectie TheaterSentiment