Ze staan nooit meer samen op de planken, maar voor deze voorstelling maken ze een uitzondering. De broers Lou Bandy en Willy Derby schitteren in het voorjaar van 1927 zij aan zij in de revue ‘Vergeet je mij niet’, die in het teken staat van hun twaalfenhalfjarig jubileum. Betekent dit een terugkeer van The Bandy Brothers?

Beide broers zijn weliswaar ooit samen onder die naam begonnen, maar inmiddels als solo-artiesten tot grote hoogten gestegen in het Nederlandse amusement. Waar de zoetgevooisde Willy Derby vooral bekendheid geniet als zanger van het levenslied, is Lou Bandy de komiek van de twee. Hoewel ze er hard voor moeten werken, staan beiden al enkele jaren aan de top van het Nederlandse amusement, als podium- en sinds kort ook als grammofoonartiesten. Toch hebben ze ervoor gekozen om samen te jubileren.

Zo prijken de namen van Bandy en Derby weer broederlijk naast elkaar op de affiche. Daaronder die van Sera van der Heym en Albert Kleyn, die de gastrollen vertolken. ‘Vergeet je mij niet?’ wordt verder opgevrolijkt door de dansmeisjes van balletmeester Gerard van der Mark, de muziek van Meyer Olman en de teksten van Ferry van Delden, die je de hofleverancier van zowel Bandy als Derby kan noemen.

De stemming tussen beide bloedverwanten lijkt opperbest

Het is mooi om de broers weer samen op het podium te zien, want over hun breuk en deze opmerkelijke krachtenbundeling gaan tal van geruchten. Doen ze het puur voor de publiciteit? Of gaat het om een verzoening, na een lange ruzie? Alle reden om ze op te zoeken in Den Haag, waar de première zal plaatsvinden, om eens en voor altijd duidelijkheid te scheppen. De stemming tussen de beide bloedverwanten blijkt opperbest. Het is een vrolijke bedoening en de twee artiesten praten ronduit.

De voorstelling mag als het aan de broers ligt eigenlijk geen revue heten, laten we dat dus meteen rechtzetten. ‘Deze jubileumshow is eigenlijk een musical-comedy’, legt Lou uit. Hij bedoelt dat het geheel dus soberder is aangekleed dan de uitbundige revues van de laatste jaren, maar dat maakt het geheel niet minder. Sterker nog, de broers volgen hiermee de laatste mode, vinden ze zelf. 

‘Musical-comedy is het nieuwe genre dat in Engeland al veel succes heeft’, gaat Lou verder. In ‘Vergeet je me niet?’ draait het vooral om de inhoud en minder om uiterlijk vertoon. ‘We zijn dus afgeweken van de revue-gewoontes en proberen niet door de aankleding het publiek te doen genieten, maar door ’t gesproken woord. Het publiek te laten meeleven met een meer realistische voorstelling.’ 

Deze ‘Britse touch’ past helemaal bij het ontstaan van hun carrière, toen de broers nog een duo vormden en optraden als ‘The Bandy Brothers’, met vooral Engelstalig repertoire. Een kortstondige samenwerking die naar verluid in ruzie eindigt. Het mag dan een klein wonder heten dat ze nu weer samengebracht zijn.

Maar laten we beginnen bij het begin. De broertjes Willy en Lou Dieben zijn geboren en getogen in een eenvoudig arbeidersgezin in Den Haag. Hoewel het artiestenbloed latent door hun aderen stroomt, zoeken de broertjes hun geluk eerst elders. In het begin van de Eerste Wereldoorlog verkast Willy naar Londen. Op zoek naar werk en avontuur, een klassiek verhaal van twaalf ambachten en dertien ongelukken.

‘Ik heb in Londen gezeten in Park Lane, waar ik in een hotel voor de centrale verwarming moest zorgen en waar ik zo luid zong, dat de directeur me er uit wilde gooien’, herinnert Willy zich. ‘Maar een paar hooggeplaatste dames vonden dat ik veel meer moest zingen en ook nog harder, zodat ik dankzij hen niet weggestuurd werd. Die dames wilden me zelfs de opera in helpen, maar daar heb ik geen gezicht voor.’

Lou volgt zijn broer overzee en samen belanden ze in de horeca. ‘Wij waren jong en onervaren en kregen werk in een groot boardinghouse’, vertelt hij. ‘Ik werd aangenomen als kelner en mijn broer als kok, maar wij hadden geen enkele ervaring. En dan toch die baan aannemen. Dat liep natuurlijk faliekant mis. Wil moest een kip braden. Had hij nooit gedaan, maar hij deed het en het zag er aan de buitenkant heus nog goed uit. Ik moest de kip aan het buffet snijden en serveren, maar plots werden we op staande voet ontslagen. Wil was namelijk vergeten de kip van binnen schoon te maken en mijn serveren leek ook nergens op.’

Dan sta je daar, platzak in een vreemde zak. ‘Toen gingen wij maar met een orgel lopen’, gaat Lou verder. ‘Maar dat is niet te vergelijken met een orgeldraaier hier hoor. In Londen huur je zo’n piano-orgel in de Italiaanse wijk voor een halve kroon per dag. En onder die orgeldraaiers zaten best een paar aardige zangers, het is helemaal geen gespuis. Zij zijn ook goed gekleed met een hoed op, ze voelen zich echt artiest. Wij zongen en speelden: ‘Somewhere in the world, the sun is shining’, zonder ooit te kunnen vermoeden, dat de zon ook eens in ons eigen land voor ons zou schijnen. Nee, dat hadden wij nooit kunnen dromen.’

Om een meningsverschil zijn we uit elkaar gegaan

Lou Bandy

Zodra er genoeg verdiend is, pakken de broers de boot terug naar huis. Ze hebben een nieuwe roeping gevonden. Het orgeldraaien heeft de artiest in hen wakker gemaakt. ‘Wij gingen terug naar het vaderland, trokken de stoute schoenen aan en maakten ons debuut als The Bandy Brothers’, herinnert Lou zich. ‘Wij begonnen in de American Music Hall in Amsterdam, met ons repertoire ‘English songs and dances’.’

Zo’n eerste optreden is best lastig. Willy deelt een anekdote: ‘Alles leek goed te gaan voor de aanvang, maar toen de gong ging, zakte de moed bij Lou tot onder in z’n lakmolières (schoenen, red.). Maar ik stond achter hem en dankzij een flinke duw van mij, bereikte Lou toch het toneel’, lacht hij. Lou knikt instemmend. ‘Het was wat je noemt een sof hoor’, vult hij aan. En met een knipoog: ‘Gelukkig geloofden ze dat we Engelsen waren, anders hadden ze ons misschien helemaal uitgefloten.’

Links een advertentie uit 1916 met een vermelding van The Bandy brothers. rechts een verweerde publiciteitsfoto.

Ruim een jaar lang ploeteren de ‘Bandy Brothers’ zich een weg door het artiestenbestaan, met optredens in cabarets en het variété. Daarna is het voorbij. ‘Om een meningsverschil zijn we uit elkaar gegaan’, bekent Lou. Derby: ‘Hij vond dat ik vals zong. En ik vond, dat hij de wijs niet kon houden. Daardoor hebben we het niet lang uitgehouden samen. Maar we zijn toch beiden op de planken terecht gekomen en ik mag zeggen, dat wij ook allebei geslaagd zijn.’

En Lou vervolgt: ‘Enfin, toen gingen we ieder ons eigen weg, we traden op in alle mogelijke en onmogelijke cabarets die ons landje rijk is. En ’t grappige is, dat ze ons altijd verwisselden. Vaak is het voorgekomen, dat als Bandy moest optreden, Derby in zijn plaats ging.’

Willy Derby heeft inmiddels naam gemaakt als zanger. Vooral de mierzoete levensliederen hebben groot succes. ‘Het meeste succes’, zegt Derby, ‘behaalde ik met ‘Moeder’, dat was m’n grootste schlager. Dan volgen ‘Blindgeschoten’, ‘Kerstliedje’ en niet te vergeten: ‘Juffrouw Kalleker en juffrouw  Smit’. Mijn grootste succesnummer zing ik straks ook in de revue, ‘August waar zijn je haren’, dat wordt het succes van dit seizoen.’

Bandy heeft zijn heil gezocht in het meer vrolijke genre. Hij is inmiddels een bekende revueartiest, maar daar heeft hij hard voor moeten werken. ‘Na vele moeilijkheden, ups and downs, trad ik op in het Cabaret Grand Gala op het Rembrandtplein. Daar werd ik ontdekt door mevrouw Nöggerath, de bekende directrice van het Flora Theater’, herinnert hij zich. ‘Bij mijn eerste optreden ben ik daar gewoon uitgejouwd geworden, het was het zwaarste moment in mijn leven. Toen heb ik begrepen, hoe zwaar het vak is. Ik ben huilende naar mevrouw Nöggerath gegaan. Ik wilde er mee ophouden, maar zij wilde er niets van horen. ‘Doorzetten, leren, hard werken’, zei ze, ‘en dan, je zal het zien, kom je nog aan de top.’ Na vier jaar van hard werken gaf zij mij weer een kans en ik had buitengewoon succes en toen ging het crescendo. Er was geen zaak, geen variété, waar zij mij niet vroegen.’

Ondanks het succes, is het bestaan van een artiest in deze tijd nooit zorgeloos, benadrukt Lou. ‘Als je nog naam moet maken is het lastig maar als je eenmaal naam hebt stelt het publiek steeds grotere eisen. Het Hollandse publiek wil overdonderd worden, het wil schlagers, grote namen, dure programma’s, maar zelf zo weinig mogelijk betalen. Daarbij komt nog dat de kring van uitgaand publiek in Holland zeer klein is.’ De lijfspreuk van Lou Bandy luidt dan ook: ‘Het is moeilijk naam te maken, maar steeds moeilijker om naam te houden’. 

Het is tijd om het gesprek af te sluiten. Het is nog maar een paar dagen voor de première en er moet weer gewerkt worden. De verwachtingen zijn hoog, hebben we begrepen. Het is hoe dan ook mooi om de heren weer samen te zien. De tijd heeft oude wonden geheeld, inmiddels zijn alle ruzies voorbij en kan het jubileum aangegrepen worden om nog een keer ‘The Bandy Brothers’ op de planken te doen herleven. ‘Aangezien we tegelijk begonnen, moesten we iets vinden om ook samen in te jubileren, het middel daartoe hebben we gevonden in de voorstelling die we straks in het theater Trianon spelen. We doen ’t voor de sport’, besluit Bandy,