Voor het laatste nieuws over films en sterren moet je in het ‘Weekblad Cinema & Theater’ zijn. In de jaren twintig en dertig een begrip in Nederland. Het magazine brengt niet alleen de verhalen over de sterren, maar staat ook nog eens boordevol prachtige glamourfoto’s. Zo vinden filmstudio’s in Hollywood en Berlijn hun weg naar de Nederlandse huiskamers. Om weg te dromen naar een andere wereld.

De geschiedenis van ‘Cinema & Theater’ begint in 1918 met de oprichting van het blad ‘De Film-Wereld’. Dit geïllustreerde magazine is een van de eerste filmtijdschriften van Nederland en voldoet daarmee aan een groeiende honger naar informatie over films en sterren. 

Dat alles heeft te maken met de gestage opkomst van film en bioscoop. De film is aanvankelijk een rondtrekkende noviteit die vooral op kermissen is te zien, maar vanaf 1910 ontstaan de bioscopen en verankert de film zich in het culturele en uitgaansleven. Een nieuwe industrie ontstaat die nieuwe sterren lanceert en een groot publiek aan zich bindt.

Tijdens de donkere jaren van de Eerste Wereldoorlog die volgen, is er volop behoefte aan vertier en het bioscoopbezoek stijgt explosief. ‘De Film-Wereld’ probeert dan ook vooral een ‘amusementsblad’ te zijn, met niet al te zware onderwerpen, een luchtige aanpak en veel foto’s. ‘Wij willen onze lezers opwekken, een ogenblik verlossen uit hun gepeins en gepieker en hun beslommeringen van alledag. Hen laten lachen en grinniken, inlichten over hetgeen waarin zij belangstellen’, staat er in het blad te lezen.

De inhoudelijke man is Pier Westerbaan. Hij werkt als dagbladjournalist onder meer voor ‘De Telegraaf’ en ‘Het Leidsch Dagblad’. De film is zijn hobby en het magazine runnen doet hij naast zijn dagelijkse werk. Hij kan echter van zijn hobby zijn beroep maken als hij in 1920 hoofdredacteur wordt van een ander filmtijdschrift: ‘Kunst en Amusement’. Het redactiewerk voor ‘De Film-Wereld’ blijft hij erbij doen.

In 1921 verandert De Film-Wereld van naam naar ‘Cinema & Theater’. Vanaf die tijd groeit het blad uit tot een echt publiekstijdschrift, met niet alleen nieuws over de laatste films en de sterren, maar ook over theater. Toneelvoorstellingen en de nieuwste revues komen elke week aan bod. Daarnaast is er ook ruimte voor meer algemene onderwerpen: mode, huishouden en prikkelend nieuws uit binnen- en buitenland. 

Het is een aantrekkelijk blad om te zien, met veel pakkende foto’s en advertenties. Fotograaf Godfried de Groot is een van de hofleveranciers waar het om de nationale sterren gaat. Op de cover staat steevast een glamourfoto van een bekende filmster of theaterpersoonlijkheid en op de achterkant een liedje met tekst en bladmuziek.

Een van de medewerkers is Max Tak, de huisdirigent van Tuschinski, die recensies en artikelen schrijft. De jaargangen die we in de collectie van TheaterSentiment hebben, vormen een schat aan achtergrondinformatie die nuttig is voor onze artikelen. Prachtig illustratiemateriaal en veel informatie over sterren en voorstellingen. Wel moet gezegd dat het overal vrij luchtig en oppervlakkig blijft, het gaat nergens echt de diepte in. 

Journalist Pier Westerbaan stopt midden jaren twintig bij ‘Cinema & Theater’, maar blijft een belangrijke man in de filmwereld. Hij richt het tijdschrift ‘Nieuw weekblad voor de Cinematografie’ op, dat tot in de jaren zeventig blijft bestaan. Hij beschikt inmiddels over een groot netwerk onder de bioscoopexploitanten en weet onder meer filmproducent Loet C. Barnstijn aan zich te binden als adverteerder. Midden jaren twintig koopt hij zijn eigen drukkerij en dankzij de goede connecties in de bioscoopwereld legt hem dat geen windeieren. Hij drukt er niet alleen zijn eigen tijdschriften, maar ook veel affiches en programmaboekjes voor films.

Vanaf het vertrek van Westerbaan verandert ook de koers van het tijdschrift. ‘Cinema & Theater’ verandert de naam naar ‘Het Weekblad Cinema & Theater’. De titel ‘Het Weekblad’ krijgt een opvallende plek op de voorpagina van het tijdschrift, terwijl ‘Cinema & Theater’ wat meer naar de achtergrond verdwijnt. Het laat zien dat het blad zich niet meer wil focussen op film en theater, maar nog meer tot een breed publieksmagazine wil uitgroeien.

Wel blijft vooral film een prominente plek behouden binnen het blad. Er is vooral aandacht voor de grote publieksfilms uit Hollywood en Berlijn, maar minder voor de meer kunstzinnige ontwikkeling die de film in die periode doormaakt. Deze breedte en oppervlakkigheid doet het blad in de crisisjaren weinig goed. Het aantal abonnees daalt drastisch en door collega’s wordt hoofdredacteur Eric Winter verweten vooral een reclameblad voor de grote filmmaatschappijen te runnen. ‘U heeft niks te doen dan aan elkaar plakken’, schrijft een criticus. 

Vlak voor de Duitse bezetting is het aantal abonnees zo erg gedaald dat het personeel een loonsverlaging voor zijn kiezen krijgt. Dan beginnen de roerige oorlogsjaren, waarin de bezetter grip krijgt op het blad. De Joodse hoofdredacteur Eric Winter wordt ontslagen en het blad fuseert korte tijd met een ander magazine ‘Unicum’, waarmee het zijn oorspronkelijke doelstelling helemaal loslaat. In die periode is er nauwelijks aandacht voor cinema en theater.

Dat verandert als in de loop van 1943 hoofdredacteur Henrik Scholte aan het roer komt te staan. Het blad wordt ‘gelijkgeschakeld’, zoals dat heet. Een ambtelijk woord voor genazificeerd. Vanaf die tijd is ‘Cinema & Theater’ een pro-Duits blad, maar wel een dat zich als vanouds vooral op film en theater richt. Op de pagina’s komt ruim baan voor Duitse, Nederlandse en Italiaanse films, maar ook voor operette, radio, revue en cabaret. Mits goedgekeurd door de Kultuurkamer uiteraard. 

Na ‘Dolle Dinsdag’ in september 1944 zal het blad niet meer verschijnen. Nederland wordt opnieuw frontgebied en ook de papierschaarste maakt het onmogelijk om het blad voort te zetten. Na de bevrijding wordt Henrik Scholte bestraft voor zijn pro-Duitse houding en wordt er geen enkele poging meer gedaan om het magazine nieuw leven in te blazen. Zo lijkt ‘Cinema & Theater’ voorgoed te worden overgeleverd aan de vergetelheid.

Maar toch niet helemaal. Het noodlot is altijd weerbarstig en verrassend. Juist in de laatste omstreden jaren is er een jonge lezer die het blad zijn plek in de geschiedenis zal geven. Voor de tiener Anne Frank, ondergedoken in Amsterdam, is het blad een van de weinige lichtpuntjes in haar bedompte bestaan. Elke week nemen de helpers een nummer mee en de dromerige Anne smult van de verhalen en foto’s. In januari 1944 schrijft ze in haar dagboek: ‘Ik besteed veel zondagen aan het uitzoeken en sorteren van mijn grote filmsterren-verzameling, die een zeer respectabele omvang aangenomen heeft. Meneer Kugler maakt me elke maandag blij, als hij de ‘Cinema & Theater’ meebrengt.’

Bronnen: Ad Fransen – De eerste Nederlandse filmbladen/Jaarboek Film 1984, Erik Werkman – Een filmtijdschrift in oorlogstijd/ Thunnis van Oort – Het Nederlandse filmtijdschrift en de markt. Illustraties: Collectie TheaterSentiment