Armand Haagman is als mens lastig te pakken te krijgen. Als componist en tekstschrijver in de vooroorlogse theaterwereld is zijn plek veelal op de achtergrond. Er wordt van alles over hem gesmiespeld. Dat hij een moeilijk karakter heeft. Niemand snapt dan ook wat de vedette Louisette in hem ziet. 

Op zijn bladmuziek kijkt de joodse componist, geboren in 1884 te Rotterdam, recht in de camera. Met de armen over elkaar gekruist neemt hij een zelfvoldane houding aan. Het zwarte haar in een strakke scheiding en een snor die zijn gezicht siert.

Croupier in het casino. Paardenfokker. Handelaar in zeep. Componist. Het zijn ambachten die allemaal aan hem toegeschreven worden. De geruchten over hem worden opgehitst tijdens nachtelijke nazitten onder collega’s. Soms wordt er gefluisterd dat composities niet door hem zijn gemaakt, maar dat hij er wel zijn naam boven zet.

Ragtime en jazz

Na de Eerste Wereldoorlog beginnen ragtime en jazz in Europa als nieuwe muzikale stroming populair te worden. Jonge artiesten ruiken hun kans om zich van de oude garde te onderscheiden. Voor hen geen kermisdeunen, schlagers en tie-da-die-domdiedee-liedjes. Het jonge talent drukt met foxtrot- en charlestoninvloeden de oude lichting variétéartiesten naar de achtergrond.

De revuester Louisette is in 1914 een jonge dertiger en voelt aan dat de tijd verandert. Jarenlang is ze als duo verbonden met een bijna dertig jaar oudere variétéartiest. Chrétienni had haar veel gebracht. Hij heeft haar op het randje van de eeuwwisseling ontdekt en als zijn leerling het vak geleerd. Samen worden ze de eerste sterren van de revues in Carré onder leiding van directeur Frits van Haarlem. 

Bladmuziek van Louisette en Armand Haagman. Collectie Danny van Zuijlen

Daarna maken ze een lange tournee door Nederlands-Indië en stijgen tot Amerika aan toe tot grote hoogten met een innovatieve act. In ‘Van boerin tot ster’ zijn zij de eersten geweest die het medium film aan theater koppelen. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog reist ze terug naar Nederland. Daar begint het door te dringen dat ze klaar is voor een nieuwe stap in haar carrière.

Illustere imago

Armand Haagman begint rond 1910 bekend te raken in het amusement met liedjes in de muzikale stroom van die tijd zoals chansons en walsjes. Hij boekt er onder andere in de Franse hoofdstad bij de chansonnières veel succes mee. In deze periode werkt hij ook een tijdje in Zuid-Amerika. Hij gaat in Argentinië aan de slag als dresseerder van wilde paarden en lasso-werper. Een foto daarvan wordt afgebeeld in weekblad De Prins. Het draagt bij aan zijn illustere imago.

Ondertussen zuigt hij de Zuid-Amerikaanse muzikale invloeden in zich op. Bij terugkomst in Nederland voegt hij tango’s en bolero’s aan zijn repertoire toe. Zwoele, meeslepende tonen met een pittig ritme. Songs die aansluiting vinden bij de hitsige dansvorm van de dan in Europa populaire apachendans. Zijn ragtime songs met titels als ‘My Indian Boy’ en ‘That Jazz Boom band’ vinden een gretig publiek.

Armand en Louisette ontmoeten elkaar tijdens een liefdadigheidsavond in april 1916 in theater Bellevue aan de Leidsekade in Amsterdam. Er wordt geld ingezameld voor artiesten die door de oorlog hun optredens terug zien lopen of als dienstplichtig militair worden opgeroepen. Zij is aanwezig om op te treden. Hij omdat hij in het bestuur van de uitvoerende organisatie zit. 

De optredens verlopen goed. Het publiek is enthousiast en geeft gul voor de in nood verkerende artiesten. Het programma is zo vol dat het tot na middernacht duurt. Daarna gaat het talrijke publiek naar de naastgelegen zaal. Daar wordt een Venetiaans bal georganiseerd. Tijdens zwierige walsen vraagt Armand Louisette ten dans. Vanachter haar Venetiaanse masker kijkt ze hem in zijn ogen. Ze is op slag verliefd.

Louisette breekt met haar leermeester. Chrétienni is zo kwaad dat hij haar vervolgens voor het bedrag van 100.000.- gulden uit zijn testament schrapt. De oude artiest vertrekt in 1919 terug naar zijn geboorteland België en overlijdt daar in 1921.

Maud en Willy Yardaz

Ondertussen is Louisette met Haagman vanaf 1917 aan de opmars van haar nieuwe carrière begonnen. Eén van de eerste songs die ze van haar nieuwe liefde op haar repertoire brengt is de ‘Hawaiian-Monkey-Jazz’. Een lied met een stevig jazztampo waarin ironisch wordt uitgehaald naar de publieke opinie die schrijft dat jazz een vunzige ‘apendans’ is. Op de achterzijde van de bladmuziek wordt door Maud en Willy Yardaz de bijhorende dans geheel uitgeschreven.

Wat volgt zijn in de jaren ’20 en ’30 vele vlotte liedjes. Louisette zal tijdens optredens haar oude variété-repertoire geheel vervangen door de jazzy en foxtrot’s invloeden van Haagman. Titels als ‘Wat kon jij mal doen’, ‘Tipsy’, ‘Ik heb geen money’ en ‘Tranen’ zijn kleine hitjes waar de artieste jarenlang mee zal optreden. Haar succesnummer wordt ‘De nieuwe hoed’. Een opgewekte deun waarbij ze de zaal goed kan opzwepen. 

Samen met Haagman bouwt Louisette stevig door aan haar carrière. Met behulp van zijn teksten en composities transformeert zij tot de Nederlandse Mistinquette. De jaren ’20 en ’30 zijn de tijd van de grote revues. Om hen heen worden voor komieken als Lou Bandy en Louis Davids succesvolle revues geproduceerd. 

Armand Haagman en Louisette. rechts: Louisette. Collectie TheaterSentiment

Armand en Louisette ruiken hun kans. Want geen enkele revue wordt gedragen door een vrouw als leading lady. Fien de La Mar is een geduchte concurrente, maar zij richt zich in deze periode veelal op toneel en blijspelen. Collega Henriëtte Davids wordt door hen niet als concurrent gezien.

Wat ontbreekt in het revuelandschap is een vrouwelijke ster. Een vedette die zich van een showtrap naar beneden laat komen. Gekleed met uitbundige jurken en struisvogelveren op haar hoed. Het imago van de femme fatale. In Frankrijk raakt Mistinquette wereldberoemd. Het duo besluit begin jaren ‘30 het imago van deze Franse vamp naar Louisette te kopiëren met een zelf geproduceerde revue.

Er volgt een aantal succesvolle revues die het tweetal zelf schrijft, bedenkt en produceert. Een artistiek en ondernemend echtpaar tijdens uiterst vruchtbare en creatieve jaren. Ontelbaar zijn de vele scènes en liedjes die Haagman in deze periode schrijft.

Antisemitisme

De concurrentie van de revues is moordend en er wordt hoog ingezet. Grote decors worden vervaardigd en de kostuums komen uit Parijs. Het werpt zijn vruchten af. De recensies zijn positief en niet zelden worden Haagmans teksten en composities geroemd. Maar een revue produceren is ook kostbaar en als vanaf midden jaren ’30 het antisemitisme opkomt, en het imago van de joodse componist soms negatief naar voren komt in de pers, dooft de revuevlam van het duo langzaam uit.

Of speelt er iets anders? Had Haagman een slecht voorgevoel? In 1939 vraagt hij bij het Franse Société de Auteurs, Componisten et Editeurs de Musique een overzicht van zijn composities op. Over drie pagina’s verspreid geeft de auteursrechtenorganisatie een overzicht van zijn composities, genre, de uitgever en het catalogusnummer. 

Zijn brede muziekstijl is er van af te lezen. De catalogus bevat naast jazz en ragtime ook tango’s, patrouilles, habanera’s en foxtrots. In totaal worden er 62 gedeponeerde stukken vermeld. De composities die hij de revues maakt worden er niet op vermeld.

Louisette en Armand Haagman, artiestenbeurs Rembrandtplein in 1934. Tijdschrift Het Volk


Deze auteursrechten gelden voor de componist als zijn pensioen. Hij schrijft na ontvangst van het overzicht een brief aan de organisatie waarbij hij Louisette het recht overhandigt om voor hem te ondertekenen voor ontvangst van zijn pensioen. 

Ongetwijfeld moet Armand iets aangevoeld hebben. Opmerkelijk is dat de datumstelling van de brief opengelaten is, zodat er (achteraf) een datum ingevuld kan worden. Als Haagman niet zelf in de gelegenheid zou zijn om zijn pensioen op te eisen, kan Louisette dat met terugwerkende kracht doen. Dat zal ook nodig blijken.

Brieven

Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, gebeurt wat Armand waarschijnlijk al aanvoelde. De maatregelen tegen de Joden stapelen zich op. Het is de officiële streep door het beroep van Armand.  Net als veel andere artiesten laat hij zich omwerken tot koopman. 

In juli 1942 krijgt Haagman te horen dat hij zich drie dagen later moet melden in werkkamp Kremboong. Dit kamp, gelegen in het Noorden van Drenthe, kan ongeveer 240 dwangarbeiders bergen. Maar in oktober 1942 voeren de Duitsers het aantal joden op dat naar de concentratiekampen moet. Ook Haagman verneemt dat hij verplaatst zal worden. Vanuit Kremboong schrijft hij een paar laatste brieven aan Louisette. Deze aangrijpende schrijfsels zijn bewaard gebleven, in zwierige hanenpoten geschreven. 

In een ongedateerde brief, schrijft hij dat ze het kamp de volgende dag zullen verlaten. Waarnaartoe? Hij weet het niet. Daarna, een laatste briefje: ‘Onze koffers staan gepakt. Gisteravond is de commandant ons komen vaarwel zeggen.’ 

Auschwitz

Vanaf dat moment wordt er niets meer vernomen van Armand Haagman. Archiefonderzoek maakt duidelijk dat hij in kamp Westerbork terechtgekomen is. Daar is hij op 5 oktober 1942 met een van de grootste transporten uit de Tweede Wereldoorlog naar het oosten vervoerd. In de loop van de avond van 7 oktober komt de volgepakte trein in Auschwitz aan. Daar worden na middernacht, op 8 oktober, de inzittenden –  en dus ook Haagman – bij aankomst vermoord.

Ondertussen hoopt Louisette nog steeds dat haar liefde aan het werk is gezet in Duitsland. Om brood op de plank te krijgen treedt zij op tot de winter van 1944. ’s Avonds zingt ze zijn liedjes. 

Paranoïde

Na de bevrijding komen vanaf de vroege zomer van 1945 langzaam overlevenden van de kampen terug. Steeds meer dringt het tot de Nederlanders door welke tragedie er zich in het oosten heeft afgespeeld. Op 10 augustus 1945 plaatst Louisette zelf een oproep in dagblad De Waarheid omtrent inlichtingen rondom haar vermiste geliefde. Of ze reactie krijgt weten we niet.

Na elke week die voorbij gaat wordt de hoop op terugkomst van haar geliefde minder. In november krijgt ze het bericht dat ze niet wil ontvangen. Een bevestiging van wat ze al vermoedde: dat Abraham Coenraad Haagman in oktober 1942 is vermoord.

Na de oorlog blijft Louisette met de liedjes van haar geliefde optreden. Maar door de veranderende muzikale stromingen raakt het repertoire in de jaren ’50 uit de mode. De artieste verandert van een ster in een paranoïde oude vrouw. In 1964 overlijdt ze. Met haar sterft het repertoire van haar geliefde uit.

Bronnen: Theatercollectie Allard Pierson, Stadsarchief Amsterdam – inventaris 389 Archief van Louisa Augusta van Gijtenbeek, Archief Eye Filmmuseum, delpher.nl, Arolsen Archives – International Center on Nazi Persecution en gesprekken met Lion Tokkie en Jacques Klöters.

Lees ook: