Johnny en Jones zijn aan het einde van de jaren dertig razend populair. Ze brengen hun vrolijke jazzliedjes in het Nederlands met een gespeeld Amerikaans accent. Hun hit ‘Mijnheer Dinges weet niet wat swing is’ behoort tot ons erfgoed, maar ondanks al het succes, worden de twee jongens ingehaald door het noodlot. Ze overleven de gruwelijkheden van de holocaust niet. Schrijver Cees de Reus maakt ze ruim 75 jaar later de hoofdpersonen van een roman.

‘Johnny and Jones, van tienerideolen tot nazislachtoffers’ is een boek dat beide jongens weer even tot leven brengt. We volgen hun weg vanaf het begin van hun carrière tot en met de maanden die ze doorbrengen in Westerbork. De schrijver is Cees de Reus en in zijn werkzame leven is hij onder meer voorzitter van de directie van de RVS. Totdat hij met zijn vrouw zijn biezen pakt en over de wereldzeeën gaat zeilen. Daarmee is het schrijven begonnen, zijn eerste boeken gaan over de vele reizen die hij heeft gemaakt.

Het verhaal van zijn jongste boek begint niet met de eindeloze zee, maar met een teckel. ‘Als je een hond hebt, ga je ermee lopen en dan kom je andere hondenbezitters tegen. Mijn teckel werd verliefd op die van Mariët Bongers. We raakten in gesprek. Ik had net een boek afgerond en was op zoek naar een nieuw thema. Waarom ga je niet over Johnny en Jones schrijven’, vroeg zij. ‘ik had geen flauw idee wie het waren.’

Jazz

Het duo Johnny en Jones bestaat uit Nol van Weezel (Johnny) en Max Kannewasser (Jones), twee Joodse jongens uit de Amsterdamse Rivierenbuurt. Ze ontmoeten elkaar als collega’s in De Bijenkorf, ze houden beiden van jazz en beginnen samen muziek te maken. Ze treden op tijdens personeelsfeesten, totdat ze ontdekt worden en uitgroeien tot een populaire act, op de radio en de bühne. 

Hun korte loopbaan spreekt nog altijd tot de verbeelding. Bongers vertelt De Reus dat ze ooit van plan is geweest een musical te schrijven over Johnny en Jones, naar aanleiding van de kameropera van Theo Loevendie en Carel Alphenaar. ‘Ze had nog een hele tas vol knipsels’, zegt hij. ‘Je begint te lezen en het wordt steeds interessanter. Ik ging op onderzoek uit en kwam uiteindelijk tot de ontdekking dat je over hen alleen geen boek kunt schrijven, daarvoor zijn te weinig feiten bekend. Die hele periode is echter interessant. Ik begreep dat er in Westerbork een cabaret was en dat er veel artiesten optraden. Als ik die artiesten en wat andere sleutelfiguren ga volgen tot ze in kamp terecht komen, dan krijg ik een logisch geheel.’

Zo vertelt het boek niet alleen het verhaal van Nol en Max, maar ook dat van Max Ehrlich, de leider van het cabaret in Westerbork, kampcommandant Gemmeker en de Duitse Joods Schlessinger die de transporten regelt. Personages met allemaal hun eigen karakter en drijfveren. Die verschillende lijnen komen uiteindelijk samen in het doorgangskamp in Drenthe, waar ze een fatale combinatie vormen. In het macabere decor van een theater, waarin mensen spelen voor hun leven.

Idolen

De Duitse politieman Gemmeker wordt kampcommandant en treft als liefhebber van het Berlijnse cabaret een aantal van zijn idolen op de Drentse heide. Hij zet de artiesten op een voetstuk en pronkt met ze. Zolang zij het cabaret verzorgen hoeven ze niet op transport. Het wrange is dat de transporten op dinsdagochtend vertrekken en dezelfde avond de artiesten hun publiek vermaken, met Gemmeker en zijn gasten op de voorste rij. ‘In mijn boek probeer ik aan te geven dat hij cabaret gebruikt voor zijn eigen doeleinden. Om de mensen in het kamp te vermaken en rustig te houden maar ook als liefhebber van het cabaret. Hij was een eenvoudige politieman die op een of andere manier in zijn rol is geduwd en heel trots was dat al die beroemde namen zijn ondergeschikten waren, waardoor hij groter werd dan hij eigenlijk was.’ Het gebeurt zelfs dat hij de Joodse artiesten na de voorstelling uitnodigt voor een borrel in zijn villa. 

Gemmeker was trots op de beroemde namen in zijn kamp

Cees de Reus

De voertaal in het cabaret is Duits, zo eist Gemmeker, en het zijn dus de Duits-Joodse kunstenaars zoals Ehrlich die er de dienst uitmaken, zodat het voor de meeste Hollandse artiesten moeilijk is om onderdeel te worden. Ook voor Johnny en Jones, het lukt hen slechts een keer om op het programma te komen, mede dankzij de Duitse lessen die ze krijgen van zangeres Jetty Cantor.

In zijn boek schetst De Reus een ander beeld van Ehrlich. Niet de arrogante en gevestigde kunstenaar uit Berlijn, die neerkijkt op de twee Amsterdamse jongens met hun jazz. Maar een vaderfiguur, die gesprekken voert met Nol en hem gerust probeert te stellen. ‘Ik denk niet dat Ehrlich op ze neerkeek’, legt De Reus uit. ‘Hij kende de jongens, want ze traden voor de oorlog al op tijdens het jubileum van Willy Rosen, die ook in Westerbork terecht kwam. En daar was Ehrlich ook bij, er was dus een connectie. Wat wel klopt is dat de Duitse Joden de dienst uitmaakten in het kamp, want zij zaten er al veel langer. Westerbork was oorspronkelijk een opvangkamp voor gevluchte Duitse Joden.’

Ook de meningen over het Westerbork Cabaret zijn verdeeld. Waren de artiesten hofnarren van Gemmeker of helden? ‘Geen van beiden’, zegt De Reus stellig. ‘Helden sowieso niet, ze deden het om een ‘sperre’ te krijgen, een vrijstelling voor transport. Maar aan de andere kant: als je een beroep hebt, je kunt dat in die omstandigheden blijven uitoefenen, terwijl dat ook nog voordelen met zich meebrengt, waarom dan niet? Ik denk dat ze wisten dat ze gemanipuleerd werden. Je verdringt de waarheid, het is een overlevingsstrategie.’

Inzichten

Over Johnny en Jones is veel gezegd en geschreven. het is vooral aan jazzhistoricus Herman Openneer en geluidsrestaurateur Harry Coster te danken dat ze decennia na hun dood weer een gezicht en een stem kregen. Zij vonden de masters van hun decca-opnamen en brachten die veertig jaar geleden opnieuw uit op de plaat en later op cd. Nadien verschijnen veel artikelen en zelfs een opera. Toch duurt het tot dit jaar voordat het eerste boek over hen uitkomt. Voor De Reus is dat zijn bijdrage om die telkens dreigende vergetelheid te bevechten.

Tijdens zijn zoektocht stuit De Reus toch op enkele nieuwe inzichten. Ik kwam erachter dat de vrouw van Nol, Gerda Lindenstaedt, eerder getrouwd was geweest met Philip Hakkert. Hij overleed op 11 mei 1940, een dag na de inval, maar onduidelijk bleef waaraan. Misschien zelfmoord, dat gebeurde veel in die tijd. Op 11 mei werd een café op de hoek van de Blauwburgwal en de Herengracht getroffen door een bom en ik verzon voor mijn boek dat hij daar was omgekomen. Toen ik op een gegeven moment langs die plek wandelde en de herdenkingsplaquette zag, bleek daar inderdaad zijn naam op te staan.’

Verstrikt

In zijn boek gebruikt De Reus de karaktertrekken van zijn personages om de verschillende facetten die hem boeien tot uiting te brengen. ‘Die hele oorlogstijd is vaak niet goed beschreven, gaat dan over goed en slecht. Ik wilde duidelijk maken dat die grens heel dun is. Nol was de intelligente jongen die veel dacht, Max de grappenmaker. Twee uitersten dus die met elkaar in discussie kunnen gaan. Nol waarschuwt voor het gevaar van de nazi’s en jodenvervolging, Max is de grappenmaker en wil daar niet aan. De discussie heb ik bedacht, de karaktertrekken niet.’

‘Interessant is ook dat die twee jonge jongens, met een mooie carrière voor zich, steeds verder ingeperkt worden. Totdat ze uiteindelijk niet meer mogen optreden, rond moeten komen van muziekles geven en advertenties zetten in het Joodsch Weekblad. Uiteindelijk raken ze steeds meer in het net verstrikt, totdat ze in Westerbork terecht komen. Ook daar zie je dat de meeste mensen de waarheid niet willen zien, anders moet je aan de consequenties denken. De meesten wisten heus wel wat het eindstation was, maar ze wilden het niet geloven. Dat psychologische aspect vind ik heel boeiend.’

Luister ook naar de podcast waarin Cees de Reus wordt geïnterviewd over Johnny en Jones. Via TheaterSentiment te beluisteren op alle bekende kanalen.

In de zomer van 1944 duiken de jongens ineens weer op in Amsterdam. Ze nemen bij platenbaas Henk van Zoelen een paar liedjes op die ze in het kamp schreven en keren daarna terug naar Westerbork. Het is een van de meest bijzondere verhalen uit de bezettingstijd en diverse lezingen hierover doen de ronde. Max en Nol werken in Westerbork bij de vliegtuigsloperij en worden naar verluid  ingezet bij het verslepen van onderdelen naar Amsterdam. Ze krijgen een paar uur vrij om rond te lopen, vermagerd en met de gele ster op de borst, in een stad die dan al geruime tijd ‘Judenrein’ is verklaard. Hun echtgenotes zijn achtergebleven in het kamp, dus er is geen aanleiding te vermoeden dat ze die paar uur zullen gebruiken om onder te duiken.

De Reus heeft een ander idee bij dit verhaal. Hij denkt dat kampcommandant Gemmeker ze met een specifieke opdracht richting Amsterdam heeft gestuurd. ‘Ik baseer dat op logica’, zegt hij. ‘Gemmeker was een intelligente man die begreep dat de oorlog verloren was. Hij was een opportunist die zijn best deed zijn blazoen te zuiveren. Hij liet een film maken over het kamp en heeft mijn inziens de jongens naar Amsterdam gestuurd om wat leuke liedjes over het kamp op te nemen, zoals de Westerbork Serenade. Toen ik Carel Alphenaar hierover sprak, zei hij dat hij het onbegrijpelijk vond dat ze zo’n slijmerig liedje op hebben kunnen nemen. Waarschijnlijk een doelbewuste actie van Gemmeker. Een andere lezing is niet logisch, het kamp lag vlak bij een kanaal, waarom dan naar Amsterdam rijden om de spullen te verschepen.’

Weinreb

Een andere opvallende keuze van de schrijver is het gebruik van het personage Friedrich Weinreb. Deze omstreden Joodse schrijver en econoom weet met allerlei listen uit de handen van de Duitsers te blijven. Hij heeft naar eigen zeggen contact met een -fictieve – generaal, die hem vraagt lijsten op te stellen van Joden die willen emigreren naar Portugal of Palestina. Hij strooit hiermee niet alleen de Nazi’s zand in de ogen, maar ook de Joden die op zijn lijst terechtkomen. Zijn verhaal doet na de oorlog veel stof opwaaien. Voort de een is hij een held, voor een ander een collaborateur.

‘Ik heb in mijn boek geen mening over hem gegeven’, zegt De Reus. ‘Ik kende hem niet, maar kwam zijn naam tegen in de boeken van Presser, die wel in hem geloofde. Of het waar is of niet, het verhaal als zodanig blijft voor mij interessant. Hoe één man als een soort Don Quichotte de Duitse bureaucratie weet te gebruiken voor zijn eigen doel. Ik ken Duitsland vrij goed en ook de bureaucratie. Ik kan me voorstellen dat het zo gebeurd kan zijn. Ik wil met zijn personage eigenlijk de vraag opwerpen waarom het Nederlandse ambtenarenapparaat geen zand in de raderen heeft gestrooid van de bezetter en deze man in zijn eentje wel. Daaruit blijkt dat het wel degelijk mogelijk was de machine te verstoren.’

Met dergelijke prikkels probeert de schrijver in het boek een lijn te trekken naar het heden. Hij ziet in allerlei actuele thema’s parallellen met het verleden, waar de mens bedolven dreigt te worden door het systeem, waar er steeds minder ruimte is voor afwijkende meningen. ‘Ik wil mensen aan het denken zetten, zodat ze zich realiseren dat zoiets opnieuw kan gebeuren’, legt hij uit. ‘Mensen uit die tijd verschillen niet zoveel met die van nu. Daarom denk ik dat het weer kan gebeuren. Je kan een heel volk manipuleren zodat het merendeel het gelooft en de rest denkt: laat ik mijn bek maar houden. Dat is wat ik soms nu weer zie, al gaat het veel subtieler.’

Het blijft een belangrijke boodschap in zijn boek. ‘Goed en fout zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden, maar bepaalde ontwikkelingen had je kunnen voorspellen als je beter om je heen had gekeken. Die kennis moeten we nu ook gebruiken.’ Ook het menselijke aspect blijft belangrijk voor De Reus. ‘Je kan van Gemmeker niet zeggen dat hij helemaal slecht of goed was. Hij wilde zijn werk goed doen, om te voorkomen dat hij naar het Oostfront zou worden gestuurd en had in Drenthe een prachtig leven. Mensen kiezen uiteindelijk toch voor hun eigen zekerheid. Ook de slachtoffers. Als zij er meer van doordrongen waren wat ze te wachten stond, hadden ze misschien soms andere keuzes gemaakt. Men klampte zich vast aan de hoop, het zal wel meevallen. Je hebt niet door dat je op een hellend vlak terecht bent gekomen, tot je niet meer terug kunt.’

Het in een verhaal als deze duiken, heeft De Reus als een intense periode beleefd. ‘Ik wil me niet met Mulisch vergelijken, maar ik snap nu wat hij bedoelde met zijn uitspraak ‘ik lees geen boeken, ik schrijf ze’. Zo’n verhaal speelt voortdurend in je hoofd en laat weinig ruimte voor andere gedachten. Je bent er de godganse dag mee bezig. Je kan wel zeggen dat Johnny en Jones me lief zijn geworden. Ik denk nog veel aan ze, als ik door de Jodenbreestraat loop bijvoorbeeld. Ze verdienen het om herinnerd te blijven.

Het boek ‘Johnny and Jones – van tieneridolen tot nazislachtoffers’ is te bestellen via bol.com